4. Zet de detector aan.
Houd de aan/uit-knop ingedrukt (ongeveer 1 seconde).
Afbeelding 14: Aan/uit-knop
Na het opstarten gaat het groene statuslampje branden om aan te geven
dat de detector van stroom wordt voorzien.
5. Zet de bedieningsunit van het systeem met de aan/uit-knop aan.
Het statuslampje is groen.
Afhankelijk van de configuratie, maakt de bedieningsunit van het systeem
mogelijk geen deel uit van het systeem.
6. Controleer het statuslampje van de DR-detector op de schakelaar voor DR-
detectors.
Als de foutstatus wordt weergegeven, registreert u de DR-detector bij het
NX-werkstation.
Als de DR-detector communiceert via de interne draadloze adapter van het
werkstation, schakelt u het NX-werkstation naar het draadloze netwerk
van de DR-detector.
De groene en oranje statuslampjes op de DR-detector branden. De DR-
detector is gereed.
Controleer de apparatuur dagelijks en verifieer dat deze naar behoren werkt,
voordat u een belichting uitvoert.
Bijbehorende links
Detectorstatuslampjes
De DR-detector bij een ander NX-werkstation registreren
De wifi-instellingen in Windows gebruiken om te schakelen tussen de draadloze
DR-detector en het draadloze ziekenhuisnetwerk
De DR-detector is niet klaar voor belichting
Opmerking: Zorg dat de batterij stevig is bevestigd.
Opmerking: Start het NX-werkstation op voordat u de detector
gebruikt.
op bladzijde 92
DX-D 40C, DX-D 40G | Aan de slag | 75
op bladzijde 94
op bladzijde 96
op bladzijde 100
0290B NL 20190401 1627