5 - HYDRAULISCHE AANSLUITING
5.5 - Principes dimensionering
Houd de volgende principes aan bij de dimensionering.
De doorstroomsnelheid in de leidingen mag niet
hoger worden dan 1,0 m/s (geluid/drukverlies).
Waarborg voor een goed, storingsvrij bedrijf, een temperatuurverschil
v a n 5 K t u s s e n d e a a n v o e r - e n d e r e t o u r l e i d i n g e n
(warmteafnamesysteem).
Afbeelding 4: hydraulische aansluiting
van de warmtepomp
Uitlaat
Inlaat
Verwarmen
Koelen
112,5
363
Houd bij het dimensioneren van de cv-pomp/
bufferlaadpomp rekening met het interne drukverschil
van de warmtepompcondensor (zie technische
gegevens)
Wanneer dit niet wordt aangehouden bestaat het risico dat de
warmtepomp het gespecificeerde vermogen niet bereikt en, onder
bepaalde omstandigheden, uit wordt geschakeld via de
hogedrukschakelaar → STORING melding (zie handleiding regelaar ).
Wij adviseren de warmtepomp te installeren met een buffervat of
een open verdeler. Een (handbediend) ontluchtingsventiel moet op
het hoogste punt in het leidingwerk worden geïnstalleerd.
Waarborg dat geen vreemde stoffen het leidingwerk kunnen
binnendringen (stof, vuil, enz.). Een filter kan in de retourleiding van
de warmtepomp worden opgenomen om vuil tegen te houden.
Waarborg dat deze eenvoudig kan worden gereinigd.
Een verstopt filter hindert de warmteoverdracht aanmerkelijk en kan
een uitschakeling door de hogedrukbeveiliging tot gevolg hebben!
Installeer kleppen en thermometers in de aanvoer- en retourleidingen
voor het continu bewaken van het waterdebiet en de bedrijfsstatus
van de warmtepomp. Installeer op het laagste punt in het leidingwerk
een afvoerleiding om het systeem te kunnen aftappen.
Dimensioneer de verwarmingsleidingen conform de
technische specificatie van de warmtepomp.
5.6 - Aansluiting warmteafname
5.6.1 - Nominale debieten (WNA)
De nominale debieten voor het warmteafnamesysteem (WNA)
moeten worden bepaald.
Verschillende debieten kunnen een vermindering van het
rendement van de warmtepomp tot gevolg hebben.
5.6.2 - Debietmeting WNA
De flowsensor aan de warmteafnamezijde moet worden
geïnstalleerd door de systeeminstallateur conform de
installatierichtlijnen van CARRIER.
Wanneer de flowsensor slecht is geïnstalleerd, zal CARRIER het
systeem niet in bedrijf stellen.
CARRIER accepteert geen aansprakelijkheid voor mogelijke
Inlaat
schade wanneer de flowsensor niet is geïnstalleerd of verkeerd
is gemonteerd, gedimensioneerd of aangesloten.
Uitlaat
Bron
Brijn/water
Het nominaal debiet (zie technische gegevens) moet in elke
bedrijfsmodus zijn gewaarborgd (warmwaterbereiding, verwarming,
koelmodus via afzonderlijke koelbuffertank, enz.). Het debiet wordt
gemeten met een optionele flowsensor en getoond op het display
van de regelaar . Voor de hydronische stabilisatie conform de
geldende normen, met name in de gecombineerde verwarmings-/
koelmodus, moet de passende circuitbalansklep worden
geïnstalleerd en het systeem overeenkomstig in balans worden
gebracht. Wanneer geen flowsensor is geïnstalleerd, moet het
debiet ter plaatse worden gewaarborgd.
Afbeelding 5: debietmeting WNA
54
+24 VDC
ZW
BL
BR
min. 5 x DN
11