Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Hydraulische Aansluiting; Voorbereiding; Aansluiting Verwarming; Waterkwaliteit - Carrier AquaSnap 61CG-A Installatie-, Bedienings- En Onderhoudshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

5 - HYDRAULISCHE AANSLUITING

5.1 - Voorbereiding

Installeer de warmtepomp pas, wanneer alle las- en
soldeerwerkzaamheden zijn uitgevoerd, alle schroefdraadkoppelingen
zijn aangebracht en, indien nodig, het leidingwerk is gespoeld.
Vervuiling kan de warmtewisselaar en ander pompcomponenten
beschadigen.

5.2 - Aansluiting verwarming

Het dimensioneren en installeren van het verwarmings-/
warmteafnamesysteem is de verantwoordelijkheid van de
installateur en moet worden uitgevoerd conform de richtlijnen van
CARRIER.
De installateur moet alle componenten die nodig zijn voor het
hydraulisch circuit dimensioneren en installeren (bijv.
overstortventiel, expansievat, ontluchtingsventiel, enz.).
LET OP! De maximale drukgrenswaarde en de maximaal
toegestane temperatuur van de warmtepompcondensor zoals
gespecificeerd in de machinespecificaties (zie bijlage) mogen
nooit worden overschreden. Dit geldt altijd, onafhankelijk of
de warmtepomp in bedrijf is of niet en of het warmteoverdracht-
medium in de condensor wel of niet stroomt.
Installeer om dit te waarborgen overstortventielen in het
leidingwerk en voer regelmatig onderhoud/service hiervoor uit.
Waarborg dat er geen afsluiters aanwezig zijn in het leidingwerk
tussen warmtepomp en de overstortventielen. De uitblaascapaciteit
van het overstortventiel moet 10% hoger zijn dan de
massadoorstroming voor het systeem om schade aan het systeem
te voorkomen in geval van een breuk in de platenwarmtewisselaar.
De warmtepomp mag alleen worden gebruikt binnen de toegestane
bedrijfsgrenswaarden (zie bijlage). De installateur/operator moet
waarborgen dat de bedrijfsgrenswaarden worden aangehouden.
Houd bij het selecteren en dimensioneren van de leidingen de
nationale normen, voorschriften en richtlijnen aan. De meest
actuele engineerings-normen moeten worden aangehouden.
Het bedrijfspunt (temperatuur, debiet) zoals aangegeven in het
systeemspecificatieblad moet worden aangehouden.
Altijd moeten het minimale en het maximale debiet door de
condensor worden aangehouden tijdens het bedrijf van de
warmtepomp zoals aangegeven op het machinespecificatieblad 
(zie bijlage).
Het debiet moet tussen de gespecificeerde minimale en maximale 
waarden liggen.
Het verwarmingswater en de systeemdruk moeten regelmatig
worden gecontroleerd door de gebruiker en, in geval van
afwijkingen (druk te hoog/laag), worden gecorrigeerd. De
gespecificeerde  onderhoudsintervallen  voor  het  systeem  en  de 
systeemcontroles moeten worden aangehouden.
Wanneer,  in  geval  van  belangrijke  modificaties  of  leidingbreuk, 
een grote hoeveelheid verwarmingswater moet worden afgetapt
en vervolgens weer moet worden gevuld, moet dit onder toezicht
van een installateur worden uitgevoerd, die daarvoor is
geautoriseerd door CARRIER. In geval van incidenteel bijvullen
(bijv. na modificatie of leidingbreuk), moet het aanwezige water 
worden gecontroleerd en moet, op basis daarvan, het
verwarmingssysteem worden bijgevuld door de installateur,
eventueel met additieven.
10

5.3 - Waterkwaliteit

Voor wat betreft de kwaliteit en kwantiteit van het verwarmingswater,
inclusief het vul- en bijvulwater, moet de VDI 2035 of ÖNORM
H5195-1 en 2 worden aangehouden.
Test het verwarmingswater voordat het systeem wordt gevuld.
De toegestane waarden kunnen worden gevonden in
hoofdstuk 5.7.2.
Gebruik nooit ontzilt of regenwater. Dit veroorzaakt ernstige
roestvorming.
Opmerking!
Niet geschikt vul- en bijvulwater bevordert het
vormen van afzettingen en roest en kan het
systeem beschadigen.

5.4 - Drukhoudsysteem

Controleer voor het vullen van het systeem de voordruk in het
expansievat. Deze moet passen bij de hoogte van het gebouw.
Statische hoogte: verschil tussen het hoogste en het laagste punt
in het systeem.
Richtwaarde:
Voordruk = statische druk + 0,3 bar.
De gekozen inschakeldruk voor het overstortventiel mag niet hoger
zijn dan de gespecificeerde maximale bedrijfsdruk.
Zie EN ISO 4126-1:2016-12-15 deel 1: overstortventielen
In de koelmodus moeten de hydraulische
beveiligings- en/of drukhoudinrichtingen voldoende
zijn gedimensioneerd en jaarlijks worden
geïnspecteerd conform de geldende normen,
teneinde de betrouwbare werking van uw systeem
te waarborgen.
De hydraulische aansluiting van de warmtepomp
mag alleen worden uitgevoerd door een expert
conform de lokale regelgeving!
Alle warmtepompaansluitingen moeten flexibel
worden uitgevoerd. Vermijd bij de installatie van het
leidingwerk overdracht van contactgeluid. De
afmetingen van het leidingwerk en de keuze van de
circulatiepomp zijn afhankelijk van de betreffende 
verwarmingsinstallatie.

5.4.1 - Koeluitvoering

Bij gebruik voor koeling, moeten alle systeemcomponenten
(leidingen, fittingen, enz.) worden geïsoleerd om condensvorming 
te voorkomen met behulp van passende isolatiematerialen. Dit is
met name van belang voor de leiding van de warmtepomp naar
de buffertank/verdeler.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave