10.
Onderhoud en instandhouding
De opmerkingen in hoofdstuk 3, "Veiligheidstips", en in hoofdstuk 9, "Storingen, oorzaken en verhelpen",
dienen in acht te worden genomen!
De olietoevoerinstallatie alsmede de aangrenzende pijpinstallaties dienen tegen
vallende voorwerpen te worden beschermd.
10.1
Olieviscositeit en oliesoort
De olieviscositeit en de oliesoort vindt u in de aanwijzing en op het typeplaatje van de transmissie.
De olietoevoerinstallaties zijn geconstrueerd voor olieviscositeiten tot 5000 mm
starttemperatuur (zie typeplaatje
Intervallen voor en de beschrijving van het verversen van olie vindt u in de aanwijzing bij de
transmissie.
10.2
Vervanging van de pomp
Aanwijzing bij de pomp in acht nemen.
•
Olietoevoerinstallatie buiten bedrijf stellen.
•
Pomp drukloos maken.
─ Hiertoe de ontluchtingsschroef op de pomp of aan de pompflens voorzichtig losdraaien en
eruitschroeven.
•
Olie uit de pomp en leidingen aftappen.
•
Pomp demonteren.
•
Nieuwe of gerepareerde pomp inbouwen.
•
Ontluchtingsschroef weer in de pomp of pompflens schroeven.
•
Pomp ontluchten.
─ Hiertoe de ontluchtingsschroef op de pomp of aan de pompflens losdraaien en wachten tot het
bedrijfsmedium eruitkomt.
•
Zodra het bedrijfsmedium eruitkomt de ontluchtingsschroef weer zo erinschroeven, dat deze afdicht.
⑨
).
BA 9733 nl 02/2013
27 / 31
2
/s bij minimale