7.
Inbedrijfstelling
De opmerkingen in hoofdstuk 3, "Veiligheidstips", moeten in acht worden genomen!
Bij de inbedrijfstelling moeten alle benodigde aanwijzingen (olietoevoerinstallatie,
transmissie en aangebouwde componenten) beschikbaar zijn. Het in bedrijf nemen
van de olietoevoerinstallatie, zonder dat de benodigde aanwijzingen beschikbaar zijn,
is niet toegestaan.
Bij zichtbare beschadigingen mag de olietoevoerinstallatie niet in werking worden
gesteld.
Voorafgaand aan de inbedrijfstelling moet de installatie in ieder gaval met olie gevuld
zijn.
Afsluitappendages dienen tegen onopzettelijk sluiten te worden geborgd.
Hulpmiddelen en/of inrichtingen voor het borgen van afsluitappendages tegen onopzettelijk
bedienen behoren (tenzij contractueel anders overeengekomen) niet tot de omvang van de
levering van Siemens.
Iedere vervuiling van de olietoevoerinstallatie moet altijd voorafgaand aan de inbedrijfstelling en na
reparatie en onderhoudswerkzaamheden worden verwijderd. Dit geldt in het bijzonder met betrekking tot
water (bijv. regenwater) ten einde een vermengen van olie en water te voorkomen.
Alle pompen, filters en koelers moeten worden ontlucht.
De door Siemens uitgevoerde instelling van drukbegrenzingskleppen en/of
veiligheidskleppen mag niet worden veranderd, daar zij niet voor het regelen van de
druk en het doorstroomvolume worden gebruikt. Zij dienen uitsluitend als
bescherming bij overlast.
7.1
Olieviscositeit en oliesoort
De olieviscositeit en de oliesoort vindt u in de aanwijzing en op het typeplaatje van de
transmissie.
De olietoevoerinstallaties zijn geconstrueerd voor olieviscositeiten tot 5000 mm
starttemperatuur (zie typeplaatje
7.2
Vullen en verversen van olie
Intervallen voor en de beschrijving van het verversen van olie vindt u in de aanwijzing bij de
transmissie.
7.2.1
Spoelen vóór de eerste inbedrijfstelling
Ter verwijdering van conserveringsresten, die tot de vorming van schuim zouden kunnen leiden, dient de
olietoevoerinstallatie samen met de transmissie te worden gespoeld, alvorens in gebruik te worden
genomen. Voor het spoelen is het onderstaande procédé te volgen:
•
Olie bijvullen (zie aanwijzing bij de transmissie).
Na het vullen dienen de vulopeningen weer correct te worden gesloten en afgedicht.
•
Olietoevoerinstallatie 30 minuten laten werken (bij stilstaande transmissie).
•
Filterelementen vervangen (bij stilstaande installatie in drukloze toestand).
Aanwijzing bij de filter in acht nemen.
•
Spoelolie aftappen (zie het punt "Olieversen" in de aanwijzing bij de transmissie).
⑨
).
BA 9733 nl 02/2013
17 / 31
2
/s bij minimale