8.
Bedrijf
De opmerkingen in hoofdstuk 3, "Veiligheidstips", in hoofdstuk 9, "Storingen, oorzaken en verhelpen", en
in hoofdstuk 10, "Onderhoud en instandhouding", dienen in acht te worden genomen!
De olietoevoerinstallatie alsmede de aangrenzende pijpinstallaties dienen tegen
vallende voorwerpen te worden beschermd.
8.1
Algemeen
Voor de drukregelaar of optioneel drukmeetomvormer moet een startoverbrugging van 10 seconden
worden voorzien.
De olietoevoerinstallatie moet na het afzetten van de hoofdaandrijving doorlopen, totdat deze stilstaat.
8.2
Smeerschema
Het nummer van de bijbehorende tekening met het smeerschema vindt u in de lijst met
apparaten.
8.3
Opmerkingen t.a.v. de sturing
De in onderstaande tekst genoemde nummers (...) zijn de onderdeelnummers van de lijst met apparaten,
de montagetekening en het smeerschema.
Met betrekking tot de individuele componenten dienen de volgende opmerkingen ten aanzien van de
sturing en/of blokkeringsvoorschriften in acht worden genomen:
Aanvullend op deze opmerkingen ten aanzien van de sturing en/of blokkeringsvoorschriften
dienen in ieder geval de gegevens in de lijst met apparaten in acht te worden genomen.
Voor de geleverde olietoevoerinstallatie gelden uitsluitend de opmerkingen ten aanzien van de
sturing en/of blokkeringsvoorschriften van de in de lijst met apparaten genoemde onderdelen.
De concrete schakelpunten en/of waarden vindt u in de lijst met apparaten.
Verdere opmerkingen ten aanzien van de sturing en/of blokkeringsvoorschriften kunnen in de
aanwijzing bij de transmissie worden nagezien.
De kleppeninstellingen van de afsluit en driewegkranen vindt u in tabel 1 (zie punt 7.5.1
"Kleppeninstelling van de aflsuit en driewegkleppen").
8.3.1
Pomp (10)
Bij bedrijf van de pomp wordt de druk van de installatie door een in de pomp geïntegreerde
drukbegrenzingsklep begrensd.
De in de fabriek uitgevoerde instelling van deze klep mag niet worden gewijzigd.
8.3.2
Driewegkraan (17)
Voor het vullen is achter de koeler een driewegkraan aangebracht. De stand van de driewegkraan dient
aan de betreffende werking te worden aangepast (zie symbool voor de stand op de driewegkraan en het
olieverloop in het smeerschema).
De kleppeninstellingen van de afsluit en driewegkranen vindt u in tabel 1 (zie punt 7.5.1
"Kleppeninstelling van de aflsuit en driewegkleppen").
Tijdens het vulproces mag de pomp niet in werking zijn. Na deze stap dient de
driewegkraan weer in de bedrijfsstand te worden gezet.
BA 9733 nl 02/2013
21 / 31