28
Sleutels, portieren en ruiten
Status-led
De status-led is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het
alarmsysteem:
Led aan
= test, inschakelvertra‐
ging.
Led
= portieren, achterklep of
knippert
motorkap niet volledig
snel
gesloten, eventuele
systeemstoring.
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led
= systeem is geacti‐
knippert
veerd.
langzaam
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt het diefstalalarmsysteem ge‐
deactiveerd.
Alarm
Wanneer het alarm afgaat, klinkt er
een geluid uit de speciale sirene met
een eigen accuvoeding en tegelijker‐
tijd knipperen de alarmknipperlichten.
Het aantal en de duur van de alarm‐
signalen zijn voorgeschreven door de
wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
knop op de handzender of door het
aanzetten van het contact.
U kunt het alarmsysteem alleen deac‐
tiveren door de knop c in te drukken
of door het contact in te schakelen.
Wanneer het alarm is afgegaan zon‐
der dat de bestuurder het heeft uitge‐
schakeld, geven de alarmknipperlich‐
ten dat aan. Ze lichten de volgende
keer dat de auto met de handzender
wordt ontgrendeld driemaal kort ach‐
tereen op. Bovendien verschijnt er na
inschakeling van het contact een
waarschuwingsbericht of een waar‐
schuwingscode op het Driver Infor‐
mation Centre.
Boordinformatie 3 89.
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de con‐
tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een
storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Contact uitscha‐
kelen en opnieuw proberen te starten.