9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte ban‐
den of wieldoppen kan tot plotse‐
ling drukverlies leiden met onge‐
lukken als mogelijk gevolg.
Sneeuwkettingen
Gebruik sneeuwkettinghen alleen op
de voorwielen.
Sneeuwkettingen zijn toegestaan op
de bandenmaat 225/55 R 17 en
235/45 R18. Gebruik altijd dunne ket‐
tingen die niet meer dan 10 mm aan
het loopvlak van de banden en de bin‐
nenzijden (inclusief kettingslot) toe‐
voegen.
9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Op bandenmaat 245/45 R 18 zijn spe‐
ciale sneeuwkettingen alleen toege‐
staan wanneer ze ontworpen zijn met
een roterende kettingband op het
loopvlak van de banden, geen ket‐
tingschakels op de binnenzijden van
de wielen en wanneer de kettingen
niet meer dan 12 mm aan het loopvlak
van de banden toevoegen. Voor meer
informatie over het juiste gebruik van
sneeuwkettingen voor deze banden‐
maat kunt u contact opnemen met
een gespecialiseerde auto-onderde‐
lendealer of een fabrikant van
sneeuwkettingen.
Sneeuwkettingen zijn niet toegestaan
op de bandenmaten 235/55 R 17,
235/50 R 18, 235/45 R 19,
245/40 R 20.
Verzorging van de auto
Het gebruik van sneeuwkettingen op
een compact reservewiel is niet toe‐
gestaan.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van het loop‐
vlak van de banden kan met de ban‐
denreparatieset worden verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de ban‐
den verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang zitten,
kunnen niet met de bandenreparatie‐
set worden verholpen.
9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Bij bandenpech:
Handrem aantrekken en eerste ver‐
snelling, achteruitversnelling of P in‐
schakelen.
187