10.7
Meting van de aardingsweerstand – batterijgevoed „gebruik op oplaadbare batterijen" – 3-polig (alleen MPRO & MXTRA)
Driedraadsprocedure
PROFITEST MPRO, PROFITEST MXTRA
H
20 m
H
Meting van de aardingsweerstand volgens de
driedraadsprocedure
Aansluiting
➭ Zet de pennen voor de sonde en de hulpaardelektrode op
minstens 20 m resp. 40 m afstand van de aardelektrode, zie
afbeelding boven.
➭ Zorg ervoor dat er geen hoge overgangsweerstanden tussen
de sonde en de grond zijn.
➭ Monteer de adapter PRO-RE (Z501S) op de teststekker.
➭ Sluit de sonde, de hulpaardelektrode en de aardelektrode aan
via de banaanbussen van 4 mm van de adapter PRO-RE.
Let hierbij op het opschrift van de banaanbussen!
De aansluiting ES/P1 blijft vrij.
De weerstand van de meetleiding naar de aardelektrode wordt
rechtstreeks meegerekend in het meetresultaat.
Om de fout die door de weerstand van de meetleiding wordt ver-
oorzaakt zo klein mogelijk te houden, moet u bij deze meetproce-
dure een korte verbindingsleiding met een grote dwarsdoorsnede
gebruiken tussen aardelektrode en aansluiting „E".
GMC-I Messtechnik GmbH
S
ES
E
20 m
S
E
Opmerking
Om shunts te verkomen moeten de meetleidingen goed
geïsoleerd zijn. De meetleidingen mogen niet worden
gekruist of over een lange afstand parallel met elkaar ver-
lopen. Hierdoor wordt de invloed van koppelingen tot een
minimum beperkt.
Meetfunctie kiezen
R
E
Gebruiksmodus kiezen
De gekozen bedrijfsmodus wordt geïnverteerd weer-
gegeven: wit batterijsymbool op zwarte achtergrond.
Parameter instellen
❏ Meetbereik: AUTO, 50 k, 20 k, 2 k, 200 , 20
❏ Aansluitingstype: 3-polig
❏ Overzetverhouding: hier niet van belang
❏ Afstand d (voor meting
): hier niet van belang
E
Meting starten
37