Aandrijfkettingen instellen
Span met behulp van het spantandwiel (A) de ketting (B)
die de invoervijzel aandrijft.
Stel het spantandwiel (A) zo af dat er een doorhang is
van 3 tot 10 mm (0,12 tot 0,4 in.) ten opzichte van het
spanwiel van de aandrijfketting.
Span met behulp van het spantandwiel (C) de ketting (D)
die de opraaptrommel aandrijft.
Stel het spantandwiel (C) zo af dat er een doorhang is
van 10 tot 15 mm (0,4 tot 0,6 in.) ten opzichte van het
spanwiel van de aandrijfketting.
A—Spankettingwiel
B—Aandrijfketting invoervijzel
Bevestigingsrichting van de
rolaandrukeenheid
Als roller (A) van de rolaandrukeenheid is verwijderd, let
dan op de bevestigingsrichting bij het opnieuw bevestigen
van de roller (A).
A—Rol
Onderhoud
C—Spankettingwiel
D—Aandrijfketting cilinder
65-2
KM00321,00009E5 -18-23JAN20-1/1
KM00321,000091E -18-12APR19-1/1
030520
PN=61