Lasparameters en functiebeschrijvingen
MIG- en 1-MIG-lasparameters
De parameters die hier worden opgesomd, zijn beschikbaar voor verstelling met de MIG- en 1-MIG processen.
Parameter
Proces
Schakelaarlogica
Voorgas
Kruipstart
Touch Sense Ignition
Draadaanvoersnelheid
Draadaanvoersnelheid min.
Draadaanvoersnelheid max.
© Kemppi
Parameterwaarde
MIG, 1-MIG, Puls, DPulse, MAX Cool, MAX
Speed, MAX Position
2T, 4T
0.0 ... 9,9 s, Auto, stap 0,1
0,0 = UIT
10...90 %, Auto, stap 1
AUTO/AAN/UIT
0.50 ... 25 m/min, stap 0,05 of 0,1
Standaard = 5,00 m/min
Min./max. = 0,5 ... 25 m/min, stap 0,1
Standaard = 0,5 m/min
Min./max. = 0,5 ... 25 m/min, stap 0,1
Standaard = 25 m/min
45
Gebruiksaanwijzing - NL
Omschrijving
Deze selectie van het MIG-lasproces is
afhankelijk van het actieve las-
programma.
Zie "Aanvullende richtlijnen voor functies
en kenmerken" op pagina 58 voor meer
aanvullende informatie over de pro-
cessen.
Laspistolen kunnen verschillende bedie-
ningsmodi voor de schakelaar hebben
(schakelaarlogica). De meest gebruikelijke
zijn 2T en 4T. In de 2 takt houdt u de scha-
kelaar ingedrukt tijdens het lassen. In de 4
takt drukt u op de schakelaar en laat u
deze los om te starten of te stoppen met
lassen. Raadpleeg "Scha-
kelaarlogicafuncties" op pagina 58 voor
meer informatie.
Lasfunctie waarmee het beschermgas
begint te stromen, voordat de boog
wordt ontstoken. Dit zorgt ervoor dat het
metaal bij het begin van het lasproces
niet in aanraking komt met lucht. De tijds-
duur wordt vooraf ingesteld door de
gebruiker. De functie wordt gebruikt voor
alle metalen, maar vooral voor roestvast
staal, aluminium en titanium.
De kruipstartfunctie bepaalt de draad-
aanvoersnelheid voordat de lasboog
wordt ontstoken, dus voordat de las-
draad in contact komt met het werkstuk.
Wanneer de boog wordt ontstoken, scha-
kelt de draadaanvoersnelheid auto-
matisch in de normale, door de gebruiker
ingestelde snelheid. De kruipstartfunctie
is altijd aan.
Touch Sense Ignition (TSI) zorgt voor een
minimale hoeveelheid spatten en sta-
biliseert de boog onmiddellijk na ont-
steking.
Instelling draadaanvoersnelheid Wanneer
de draadaanvoersnelheid minder is dan 5
m/min, is de verstellingstap 0,05 en wan-
neer de draadaanvoersnelheid 5 m/min
is of meer, is de verstellingstap 0,1.
Minimale en maximale limieten voor de
aanpassing van de draadaanvoersnelheid
Master M 358
1921980 / 2320