Door gebruik te maken van de parameters is het mogelijk veel verschillende sectoren te
maken. Angle12 definieert de oriëntatie van de sector. Beschikbare richtingen zijn:
• Symmetric: meest standaard voor keerpunt.
• Fixed: wordt vaak gebruikt voor assigned area's.
• Next: zal de sector richting het uitgaande been oriënteren. Wordt normaal gebruikt
bij de start.
• Previous: zal de sector richting het inkomende been oriënteren. Wordt normaal
gebruikt voor de finish.
• Start: oriënteert de sector richting het startpunt.
Indien de selectiebox "lijn" aangevinkt is zal de sector een lijn worden. Radius 1 beschrijft de
straal van de lijn. Gebruik de onderste twee draaiknoppen om dit te vergroten/ verkleinen.
Indien lijn niet aangevinkt is zal Angle1 de hoek van de sector bepalen. Een waarde van 180°
betekent een volledige cirkel en 45° betekent een standaard FAI sector. Draai wederom aan
de onderste twee knoppen om de hoek van de sector te vergroten/ kleinen.
Angle2 en Radius2 worden gebruikt voor meer complexe setup van sectoren.
Bij het veranderen van de eigenschappen van de sectoren zal de sector welke afgebeeld
staat ook automatisch aangepast worden aan de nieuwe eigenschappen.
Selecteer de AAT functie indien u van een sector een assigned area wil maken. Deze optie
wordt automatisch geselecteerd indien Radius1 groter is dan 10km.
Gebruik een schema indien u de start, keerpunt en finish sectoren in een keer aan wilt
passen.
Beschikbare schema's zijn:
• 500m cilinder worden gebruikt voor start, keerpunt en finish sectoren.
• FAI sectors, 90° met een straal van 3km sectoren worden voor start, keerpunt en
finish sectoren gebruik.
• 500m and start line. 500m cilinders worden gebruikt voor de keerpunten, voor de
start en finish wordt een lijn van 1 km gebruikt.
• FAI and start line, 90° met een straal van 3km sector wordt voor keerpunt sectoren
gebruik, voor de start en finish wordt een lijn van 1 km gebruikt.
Gebruikershandleiding LX 8000 versie 2.3
33