5. Selecteer OK om de instellingen te bevestigen.
Opmerking: Wijzig de instellingen naar de oorspronkelijke waarden wanneer de configuratie is voltooid.
6. Open de webbrowser op de PC. Voer het IP-adres dat volgt om verbinding te maken met de
SC4200c-controller.
"http://192.168.165.30"
5.1.3 Werken met de webserver-applicatie
1. Selecteer Menu modem om het modem te configureren.
2. Selecteer Menu ethernet voor het configureren van de ethernet-interface om toegang te krijgen
tot internet en de MSM.
3. Selecteer Onderhoud en selecteer een optie.
Optie
Netwerkstatus
SC-apparaatlijst
Versies
Logboeken en
geschiedenis
Opnieuw starten
Fabrieksinstellingen
herstellen
5.2 Het instrumenten verbinden met een netwerk
Het instrument moet met een netwerk met internetverbinding worden verbonden voor configuratie en
bediening. Afhankelijk van de versie maakt de controller verbinding met internet via een mobiel
netwerk, WiFi-netwerk of een LAN-verbinding.
Beschrijving
Toont de instellingen van de netwerkinterfaces van de controller, die
toegang bieden tot de MSM. Toont een verbindingsrapport en
mogelijke oplossingen voor verbindingsproblemen.
• Internetverbinding—Geeft de verbindingsstatus van het internet en
de tenant weer.
• LAN-verbinding—Geeft de status van de kabelverbinding weer.
Toont de MAC- en IP-adresgegevens. Geeft de status van de
switch weer (ethernetpoort voor delen van netwerk).
• Draadloos
• WiFi-verbinding—Geeft de verbindingsstatus van de dongle en
de signaalsterkte weer. Geeft de netwerknaam, het IP-adres en
de gegevens van het subnetmasker weer.
• Mobiele verbinding—Geeft de status van de modem- en SIM-
verbinding en de signaalsterkte weer. Geeft de providernaam
weer. Geeft de status van roaming en APN (modeminstellingen)
weer. Geeft de status van de internetverbinding
(gegevensoverdracht en datalimiet) weer.
Toont de verbindingsstatus van de MSM voor de
uitbreidingsmodules, sensoren en controller.
• Controller—Geeft de naam van de controller, de controller-ID en
de gegevens voor de cloudconnectiviteit weer.
• Modules—Hier worden de modulenaam, module-ID en gegevens
voor de cloudconnectiviteit weergegeven.
• Sensoren—Geeft de sensornaam, sensor-ID en gegevens voor
cloudconnectiviteit weer.
Toont de softwareversie van de controller.
Toont de historische gegevens (dat wil zeggen, configuratie en
gebeurtenissen) van de controller.
Schakel de controller uit en weer in.
Zet de historie van de controller, de configuraties van het modem en
ethernet terug naar fabrieksinstellingen.
Nederlands 31