6 De frequentieomvormer programmeren
20-81 PID normaal/inv regeling
Option:
[0] *
Normaal
[1]
Geïnverteerd
20-93 PID prop. versterking
Range:
0.50*
[0,00 = Uit - 10,00]
20-94 PID integratietijd
6
Range:
20,00 s*
[0,01 - 10000,00 = Uit s]
22-21 Detectie laag verm.
Option:
[0] *
Uitgesch.
[1]
Ingesch.
22-22 Detectie lage snelh.
Option:
[0] *
Uitgesch.
[1]
Ingesch.
22-23 Functie geen flow
Option:
[0] *
Uit
[1]
Slaapstand
[2]
Waarschuwing
[3]
Alarm
22-24 Vertr. geen flow
Range:
10 s*
[0-600 s]
96
Functie:
Normaal
[0] zorgt ervoor dat de uitgangsfrequentie van de frequentieomvormer verlaagd wordt
wanneer de terugkoppeling hoger is dan de setpointreferentie. Deze instelling wordt veel gebruikt
voor toepassingen met drukgestuurde toevoerventilatoren en pompen.
Geïnverteerd
[1] zorgt ervoor dat de uitgangsfrequentie van de frequentieomvormer verhoogd
wordt wanneer de terugkoppeling hoger is dan de setpointreferentie. Deze instelling wordt veel
gebruikt voor temperatuurgestuurde koeltoepassingen, zoals koeltorens.
Functie:
Deze parameter past de uitgang van de PID-regelaar van de frequentieomvormer aan op basis van
het verschil tussen de terugkoppeling en de setpointreferentie. Een snelle reactie van de PID-rege-
laar wordt verkregen als deze waarde hoog is. Als de waarde echter te hoog is, kan de uitgangs-
frequentie van de frequentieomvormer instabiel worden.
Functie:
De integrator telt de afwijkingen tussen de terugkoppeling en de setpointreferentie in de loop der
tijd bij elkaar op (integreert ze). Dit is nodig om ervoor te zorgen dat de afwijking in de buurt van
nul komt. Een snelle snelheidswijziging van de frequentieomvormer wordt verkregen als deze waar-
de klein is. Als de waarde echter te laag is, kan de uitgangsfrequentie van de frequentieomvormer
instabiel worden.
Functie:
Wanneer deze parameter is ingesteld op Ingesch. moet de functie Detectie laag verm. worden in-
geschakeld om de parameters in groep 22-3* voor een juiste werking in te stellen!
Functie:
Ingesch
Selecteer
. om te detecteren wanneer de motor werkt op de snelheid die is ingesteld in par.
Motorsnelh. lage begr
4-11 of 4-12
.
Functie:
Standaardacties voor Detectie laag verm. en Detectie lage snelh. (individuele selectie niet mogelijk).
meldingen op het display van het lokale bedieningspaneel (indien geïnstalleerd) en/of signaal via
een relais of een digitale uitgang.
de frequentieomvormer schakelt uit en de motor stopt totdat een reset plaatsvindt.
Functie:
Stel de tijd in gedurende welke Laag verm/Lage snelh. gedetecteerd moet blijven voordat het signaal
voor acties wordt ingeschakeld. Als detectie stopt voordat de ingestelde tijd is verstreken, wordt de
timer gereset.
MG.11.A6.10 – VLT
®
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
VLT
HVAC Drive Bedieningshandleiding