6 De frequentieomvormer programmeren
[3] *
Minimum
[4]
Maximum
6
[5]
Multi-setpoint min
[6]
Multi-setpoint max
NB!
Terugkoppelingen die niet worden gebruikt, moeten worden ingesteld op Geen functie in de bijbehorende parameter voor de terug-
koppelingsbron: 20-00, 20-03 or 20-06.
De terugkoppeling die is ingesteld in par. 20-20 zal door de PID-regelaar worden gebruikt om de uitgangsfrequentie van de frequentieomvormer te
regelen. Deze terugkoppeling kan ook worden weergegeven op het display van de frequentieomvormer, worden gebruikt om een analoge uitgang van
de frequentieomvormer te besturen, en via diverse seriële-communicatieprotocols worden verstuurd.
De frequentieomvormer kan worden geconfigureerd voor het afhandelen van toepassingen met meerdere zones. De volgende twee multi-zonetoepas-
singen worden ondersteund:
94
Minimum
[3] bepaalt dat de PID-regelaar Terugkoppeling 1, Terugkoppeling 2 en Terugkoppeling
3 met elkaar moet vergelijken en de laagste waarde als terugkoppeling moet gebruiken.
NB!
Terugkoppelingen die niet gebruikt worden, moeten ingesteld worden op
functie
in par. 20-00, 20-03 of 20-06. Alleen setpoint 1 zal worden gebruikt. De
som van Setpoint 1 en andere referenties die eventueel zijn ingeschakeld (zie
parametergroep 3-1*) zullen worden gebruikt als de setpointreferentie van de
PID-regelaar.
Maximum
[4] bepaalt dat de PID-regelaar Terugkoppeling 1, Terugkoppeling 2 en Terugkoppeling
3 met elkaar moet vergelijken en de hoogste waarde als terugkoppeling moet gebruiken.
NB!
Terugkoppelingen die niet gebruikt worden, moeten ingesteld worden op
functie
in par. 20-00, 20-03 of 20-06.
Alleen setpoint 1 zal worden gebruikt. De som van Setpoint 1 en andere referenties die eventueel
zijn ingeschakeld (zie parametergroep 3-1*) zullen worden gebruikt als de setpointreferentie van
de PID-regelaar.
Multi-setpoint min
[5] bepaalt dat de PID-regelaar het verschil tussen Terugkoppeling 1 en Setpoint
1, Terugkoppeling 2 en Setpoint 2, en Terugkoppeling 3 en Setpoint 3 moet berekenen. Vervolgens
moet hij gebruik maken van het terugkoppeling/setpointpaar waarbij de terugkoppeling het verst
onder de bijbehorende setpointreferentie ligt. Als alle terugkoppelsignalen hoger zijn dan de bijbe-
horende setpoints zal de PID-regelaar het terugkoppeling/setpointpaar gebruiken waarbij het
verschil tussen de terugkoppeling en het setpoint het kleinst is.
NB!
Als slechts twee terugkoppelsignalen gebruikt worden, moet de terugkoppeling
die niet gebruikt wordt, ingesteld worden op
of 20-06. Houd er rekening mee dat elke setpointreferentie de som is van de
bijbehorende parameterwaarde (par. 20-11, 20-12 en 20-13) en eventuele an-
dere referenties die zijn ingeschakeld (zie parametergroep 3-1*).
Multi-setpoint max
[6] bepaalt dat de PID-regelaar het verschil tussen Terugkoppeling 1 en Setpoint
1, Terugkoppeling 2 en Setpoint 2, en Terugkoppeling 3 en Setpoint 3 moet berekenen. Vervolgens
moet hij gebruik maken van het terugkoppeling/setpointpaar waarbij de terugkoppeling het verst
boven de bijbehorende setpointreferentie ligt. Als alle terugkoppelsignalen lager zijn dan de bijbe-
horende setpoints zal de PID-regelaar het terugkoppeling/setpointpaar gebruiken waarbij het
verschil tussen de terugkoppeling en het setpoint het kleinst is.
NB!
Als slechts twee terugkoppelsignalen gebruikt worden, moet de terugkoppeling
die niet gebruikt wordt, ingesteld worden op
of 20-06. Houd er rekening mee dat elke setpointreferentie de som is van de
bijbehorende parameterwaarde (par. 20-21, 20-22 en 20-23) en eventuele an-
dere referenties die zijn ingeschakeld (zie parametergroep 3-1*).
MG.11.A6.10 – VLT
®
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
VLT
HVAC Drive Bedieningshandleiding
Geen functie
in par. 20-00, 20-03
Geen functie
in par. 20-00, 20-03
Geen
Geen