5.3.
AANSLUITING OP DE WATERLEIDING
Het apparaat moet aangesloten worden op de waterleiding
volgens de landelijk geldende voorschriften en EN1717
LET OP!
De aansluiting op de waterleiding moet uitgevoerd
worden door een gespecialiseerde technicus.
Het apparaat moet worden gevoed met drinkwater met een
druk van 1,5 - 3 bar.
LET OP! Als de waterdruk hoger is dan aangegeven, moet er
een drukverminderaar worden gebruikt om beschadiging van
het apparaat te voorkomen. Voor de juiste installatie moet de
waterinlaatleiding worden aangesloten op het distributienet
met een mechanisch fi lter en een afsluitkraan. Alvorens het
fi lter te verbinden moet u een zekere hoeveelheid water laten
doorstromen, om eventueel vuil uit de leidingen te spoelen.
5.3.1. AFVOER
Het afvoerwater moet worden afgevoerd door een geschikt
spruitstuk, dat bestand is tegen temperaturen van minstens
100° C. De stoom die geproduceerd wordt tijdens de afvoer-
fasen mag het apparaat niet raken.
6.
VEILIGHEIDSTHERMOSTAAT
Sommige modellen van onze apparaten hebben een vei-
ligheidsthermostaat die automatisch ingeschakeld wordt
wanneer er temperaturen worden geconstateerd die hoger
zijn dan de van te voren bepaalde waarde, zodat de gastoe-
voer (gasapparaten) of de elektrische voeding (elektrische
apparaten) wordt afgesloten.
6.1.
TUSSENKOMST
Bij de braadpannen is tussenkomst van de begrenzer een teken
van verkeerd gebruik of slechte werking van het apparaat; het
resetten moet uitgevoerd worden door een gespecialiseerde
technicus nadat het apparaat is afgekoeld.
WAARSCHUWING: Als de veiligheidsthermostaat onklaar
gemaakt wordt, komt de garantie te vervallen
7 . VO O R DAT D E I N S TA L L AT I E -
HANDELINGEN WORDEN VOLTOOID
Controleer alle verbindingen met zeepsop om u ervan te verzekeren
dat er geen gaslekkages zijn. Gebruik geen open vlam om gaslekk-
ages op te sporen. Alle branders aansteken, zowel afzonderlijk als
tegelijk, om de correcte werking van de gaskleppen, de gaspitten en
de ontsteking te controleren. Zet voor elke brander de regelaar van
de vlam op de laagste afstelling, zowel afzonderlijk als tegelijk; na
voltooiing van deze handelingen dient de installateur de gebruiker
in te lichten over de correcte gebruikswijze. Indien het apparaat niet
goed werkt, nadat alle controles zijn uitgevoerd, contact opnemen
met de plaatselijke assistentiedienst.
116