BOORdCOMPuTER EN dAGTEllER
1
Laag brandstofpeil. Bij een brandend
lampje zo spoedig mogelijk tanken.
T1
T2
2
&
– onafhankelijke dagtellers die altijd
actief zijn.
Brandstofmeter. De pijl van het symbool
3
geeft de kant aan waar de tankdop zit.
4
Display voor boordcomputer. Functie kie-
zen met (8).
5
Klok. In te stellen in het menusysteem My
CAR of met (6).
Kort indrukken om te wisselen tussen
6
T2.
Lang indrukken om actuele teller te reset-
ten.
Klok instellen: Tot aan de aanslag draaien
en vervolgens met een 'klik' verder draaien.
7
Indrukken om een melding te laten verschij-
nen/verdwijnen.
STuuRwIEl INSTEllEN
8
Eraan draaien om de boordcomputeropties
te zien.
9
Kort indrukken om de actuele boordcompu-
terfunctie op nul te stellen.
Lang indrukken om alle boordcomputer-
T1
&
functies op nul te stellen.
N.B.
Displaymelding
indicatie van het aantal kilometers dat u met
de resterende brandstofvoorraad kunt afleg-
gen op basis van de eerdere rijomstandighe-
den.
wAARSCHuwING
Het stuurwiel instellen vóórdat u gaat rijden –
nooit tijdens het rijden.
1. Blokkering opheffen.
2. Aanpassen.
_ _ _ km actieradius
is een