RuITENwISSERS EN REGENSENSOR*
1
Regensensor Aan/Uit, met hendel in stand 0.
2
Gevoeligheid sensor of duur intervalfunctie
instellen.
3
Wisser achterruit – intervalfunctie/normale
functie.
VOORSTOEl INSTEllEN
1
Lendensteun
2
Hellingshoek ruggedeelte.
3
Stoel omhoog/omlaag.
4
VOORKANT ZITGEDEELTE OMHOOG/
OMLAAG.
5
Vooruit/achteruit.
6
Rugleuning passagiersstoel omklappen.
Enkele wisslag
A
Uit
0
Intervalfunctie, zie ook (2).
B
Normale wissnelheid.
C
Hoge wissnelheid.
D
Sproeiers voorruit en koplampen.
E
Sproeier achterruit.
F
Brandt bij een actieve regensensor.
TRANSPONdERSlEuTEl EN ElEK-
TRISCH BEdIENBARE BESTuuRdERS-
STOEl*
In alle transpondersleutels kunnen stoelinstel-
lingen voor verschillende bestuurders worden
opgeslagen.
De functie moet worden geactiveerd in het
menusysteem My CAR onder
Instellingen van de auto
heugen.
Ga als volgt te werk:
• Stoel naar wens instellen.
• Auto zoals gebruikelijk vergrendelen door
de vergrendelknop op de transpondersleu-
tel in te drukken. Daarmee ligt de stoelpo-
sitie opgeslagen in het geheugen van de
transpondersleutel
• Auto ontgrendelen (door op de ontgren-
delknop op dezelfde transpondersleutel
te drukken) en bestuurdersportier openen.
De bestuurdersstoel neemt automatisch
de positie in die in het geheugen van de
transpondersleutel is opgeslagen (als de
stand van de stoel na vergrendeling van de
auto werd gewijzigd).
A.
Deze instelling is niet van invloed op de instellingen die zijn
opgeslagen met de geheugenfunctie* voor de elektrisch
bedienbare stoel*. Zie het instructieboekje voor meer
informatie.
Installatie
->
Autosleutelge-
->
.
A