6.5.4.4
Bewaking afdichtingsruimte (ex-
terne elektrode)
6.5.5
Instelling van de motorbeveiliging
6.5.5.1
Directe inschakeling
6.5.5.2
Sterdriehoekstart
6.5.5.3
Soft starter
6.5.6
Bedrijf met frequentie-omvormer
7
Inbedrijfname
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Flumen OPTI-TR 20-1, 22, 28-1, 30-1, 40-1, Wilo-Flumen EXCEL-TRE 20, 30, 40
Inbedrijfname
sche motorbewaking moet bij het bereiken van de werktemperatuur de volgende scha-
keltoestand optreden:
ƒ
Temperatuurbegrenzing (1-temperatuurkring):
Bij het bereiken van de werktemperatuur moet een uitschakeling plaatsvinden.
ƒ
Temperatuurregeling en -begrenzing (2-temperatuurkringen):
Bij het bereiken van de werktemperatuur vóór de lage temperatuur kan een uitscha-
keling met automatische herinschakeling volgen. Bij het bereiken van de werktem-
peratuur vóór de hoge temperatuur moet een uitschakeling met handmatige herin-
schakeling volgen.
Neem ook de overige informatie in het hoofdstuk explosiebeveiliging in acht!
Sluit de externe elektrode aan via een relais. Hiervoor wordt het relais "NIV 101/A" aan-
bevolen. De drempelwaarde bedraagt 30 kOhm.
Bij het bereiken van de drempelwaarde moet een waarschuwing of uitschakeling
plaatsvinden.
Neem ook de overige informatie in het hoofdstuk explosiebeveiliging in acht!
VOORZICHTIG
Aansluiting van de bewaking van de afdichtingsruimte
Als er bij het bereiken van de drempelwaarde alleen een waarschuwing wordt geacti-
veerd, kan het roerwerk door het binnendringende water onherstelbaar worden be-
schadigd. Aanbevolen wordt om in dergelijke gevallen altijd voor uitschakeling van
het roerwerk te zorgen!
ƒ
Volledige belasting
Stel de motorbeveiliging in op de nominale stroom volgens het typeplaatje.
ƒ
Deellastbedrijf
Stel de motorbeveiliging in op 5 % boven de gemeten stroom op het bedrijfspunt.
ƒ
De instelling van de motorbeveiliging is afhankelijk van de installatie:
–
Motorbeveiliging geïnstalleerd in de leiding van de motor: Stel de motorbeveili-
ging in op 0,58 x nominale stroom.
–
Motorbeveiliging geïnstalleerd in de netvoedingsleiding: Stel de motorbeveiliging
in op de nominale stroom.
ƒ
Maximale starttijd in de sterschakeling: 3 s
ƒ
Volledige belasting
Stel de motorbeveiliging in op de nominale stroom volgens het typeplaatje.
ƒ
Deellastbedrijf
Stel de motorbeveiliging in op 5 % boven de gemeten stroom op het bedrijfspunt.
Neem de volgende punten in acht:
ƒ
De opgenomen stroom moet altijd lager zijn dan de nominale stroom.
ƒ
Het starten en stoppen moet binnen 30 s zijn voltooid.
ƒ
Om vermogensverlies te voorkomen, moet de elektronische starter (soft starter) na
het bereiken van de normale bedrijfstoestand worden overbrugd.
Bedrijf met frequentie-omvormer is toegestaan. Raadpleeg voor de desbetreffende ei-
sen de bijlage en zorg dat daaraan wordt voldaan!
LET OP
Automatische inschakeling na stroomuitval
Het product wordt procesafhankelijk in- en uitgeschakeld via afzonderlijke besturin-
gen. Het product kan automatisch worden ingeschakeld na stroomuitval.
nl
27