AF-fijnafstelling
U kunt van uw objectieven met behulp van het autofocus
systeem van de camera aanpassen.
1
Selecteer [25 AF-aanpassing] in het menu E4
en druk op D.
Het scherm [25 AF-aanpassing] verschijnt.
2
Selecteer [Toepassen op al] of [Toepassen op 1]
en druk op E.
Toepassen
Dezelfde aanpassing wordt toegepast
op al
op alle objectieven.
Toepassen
Slaat een afstellingswaarde op voor
op 1
het gebruikte objectief. (Tot 20 waarden)
3
Selecteer [Instelling] en pas
de waarde aan.
Beschikbare bewerkingen
D/V naar rechts
Stelt dichterbij scherp.
C/V naar links
Stelt verder weg scherp.
Stelt de aanpassingswaarde
M
terug naar de standaardinstelling.
4
E4
5
25 AF-aanpassing
25
AF-aanpassing
3 3
Toepassen op 1
Toepassen op 1
±0 ±0
Instelling
Instelling
Individ. instell. resetten
Individ. instell. resetten
±0
±0
Annul.
Annul.
OK
OK
Druk op E.
De aanpassingswaarde wordt opgeslagen.
Druk tweemaal op F.
De camera keert terug naar de standby-stand.
3
59