19
Reparatie, onderhoud en instellingen door vakpersoneel
19.1
Reminstallatie onderhouden
Bij bediende rem (remdruk groter dan 100 bar) moet de afstand X tussen de achterkant van de
remhendel (1) en plaat (4) X≤55 mm bedragen.
Wanneer de afstand X groter is dan 55 mm, moet de remhendel als volgt worden ingesteld:
De actuele stand van de remhendel op de remas en de remhendel (1) markeren.
De borgring (2) demonteren.
De schroefverbinding (3) losmaken.
De remhendel (1) van de remas lostrekken en zo verplaatsen dat de afstand bij de
bediening met de hand X=50–55 mm bedraagt.
De schroefverbinding (3) vastdraaien.
De borgring (2) monteren.
Controleren of de wielen bij geloste rem vrij draaien.
Æ De wielen moeten ongeremd, zonder aanloopgeluiden, vrij kunnen draaien.
19.1.4
Mechanische remhefboom op de enkele as instellen
Door de natuurlijke slijtage van remtrommel en remvoering moeten de remmen regelmatig
worden gecontroleerd en ingesteld.
Opdat een correcte functie gegarandeerd is en een voldoende remvermogen kan worden
bereikt moet de afstand tussen remvoering en remtrommel zo gering mogelijk worden
gehouden. Deze afstand wordt op de mechanische remhefboom ingesteld.
De bediening van het remsysteem is in de fabriek ingesteld. Een instelling is noodzakelijk
wanneer
•
de remwerking minder wordt (bijv. door slijtage aan de remvoeringen) en/of
•
de remweg van de remcilinder groter dan 2 derde van de maximale cilinderslag is.
Max. cilinderslag bij membraanremcilinder met 9"/12": ongeveer 60 mm
Max. cilinderslag bij membraanremcilinder met 16"/20": ongeveer 75 mm
2
RP000-685
ü De machine is stopgezet en beveiligd,
ü De dikte van de voering van de remschoenen moet een minimum dikte hebben,
Pagina 284.
ü De remtrommels werden gecontroleerd,
286
X
1
zie
Pagina 28.
zie
Pagina 284.
Originele handleiding 150001055_02_nl
zie
Comprima V 210 XC