4. Schakel de videoapparatuur in en begin met afspelen
5. Kies de INGANG functie
Kies "INGANG 4" met de INPUT toetsen op de projector of de INPUT 4 toets op de
afstandsbediening.
• Bij enkele malen indrukken van de INPUT toets op de projector verandert de
ingangsfunctie als volgt:
• U kunt ook de INPUT toetsen op de afstandsbediening gebruiken om de ingangsfunctie te kiezen.
6. Stel de scherpstelling, beeldgrootte en projectorhoek in
1. Stel scherp door aan de
scherpstelring te
draaien.
Scherpstelring
7. Corrigeer de trapeziumvervorming (GEOMETRISCHE AANPASSING)
1. Druk op c KEYSTONE van de afstandsbediening.
2. Druk op P/R/O/Q van de afstandsbediening om de positie voor de linker bovenhoek van het
geprojecteerde beeld in te stellen.
3. Druk op i ENTER van de afstandsbediening om de positie vast te leggen.
4. Herhaal de stappen 2 en 3 om de positie voor de rechter bovenhoek, rechter benedenhoek
en linker benedenhoek van het geprojecteerde beeld in te stellen.
• Wanneer u de positie voor de linker benedenhoek bevestigt, zijn alle scherminstellingen
voltooid en wordt de installatieprocedure afgesloten.
8. Uitschakelen van de projector
Druk op de STANDBY/ON toets van de projector of op de STANDBY toets van de
afstandsbediening en druk dan nog een keer op die toets terwijl de bevestigingsmelding wordt
aangegeven om de projector in de ruststand (standby) te zetten.
Op de
projector
• Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact nadat de koelventilator tot stilstand is
gekomen.
Op de
Op de
projector
afstandsbediening
INGANG1
INGANG2
2. Stel de grootte van het
geprojecteerde beeld in
door aan de zoomring
te draaien.
Op de
afstandsbediening
Beeldschermdisplay
INGANG 4
INGANG3
INGANG4
INGANG5
3. Stel de hoek van de
projector met de
HEIGHT ADJUST
Zoomring
hendel in.
Beeldschermdisplay
_Blz. 29
INGANG6
_Blz. 30, 31
_Blz. 32–35
_Blz. 29
17