Rijden
102
Bediening
7.3
Rijden
Voorwaarde:
U hebt het hoofdstuk „Veiligheid" (Pagina 23) gelezen, begrepen en bent persoon-
lijk gekwalificeerd om met deze wiellader te rijden.
U hebt de dagelijkse inbedrijfstelling uitgevoerd, zie paragraaf „Dagelijkse inbedrijf-
stelling" (Pagina 87).
Voer de volgende arbeidsstappen uit:
1.
Beweeg de ‹
LAADSCHOPARM
gemonteerde ‹
UITRUSTINGSSTUK
grond bevindt.
2.
Draai de draaiknop ‹R
3.
Stel het besturingstype voorwielbesturing van de wiellader in, zie hoofdstuk „Bestu-
ringstype" (Pagina 91).
4.
Kies via de tuimelschakelaar ‹
rijrichting.
5.
Kies met behulp van de tuimelschakelaar ‹
› de rijstand, zie paragraaf „Rijstandenschakeling" (Pagina 96).
HENDEL
6.
Ga na of er zich binnen uw manoeuvreerzone geen objecten of personen
bevinden.
!
Controleer dit met behulp van de spiegels en door rondom over uw schouders te
kijken.
7.
Voer een controle van de besturing, het remsysteem en de verlichting uit.
8.
Rij met de wiellader.
Klaar.
› dusdanig, dat de ‹
› zich minimaal 30 centimeter boven de onder-
› in de stand:
IJMODUS
› bij de ‹
RIJRICHTING
RIJSTAND
AZ 150f Originele bedieningshandleiding 27-4-2016 5400936 0 SERIE NL
SNELWISSELVOORZIENING
MULTIFUNCTIONELE HENDEL
› bij de ‹
MULTIFUNCTIONELE
› of het
› de