Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Nibe F1355 Bedieningshandleiding pagina 33

Verberg thumbnails Zie ook voor F1355:
Inhoudsopgave

Advertenties

Voorzichtig!
Onjuiste instellingen in de servicemenu's kun-
nen schade aan de warmtepomp veroorzaken.
MENU 5.1 - BEDRIJFSINSTELLINGEN
Bedrijfsinstellingen voor de warmtepomp kunnen in de
submenu's worden doorgevoerd.
Dit menu wordt ook ingesteld in het beperkte menusys-
teem van de slave-warmtepomp.
MENU 5.1.1 - WARMWATERINSTELLINGEN
De warmtapwaterinstellingen vereisen dat warmtapwa-
terproductie is geactiveerd in menu 5.2.4 accessoires.
zuinig
Instelbereik starttemp. eco: 5 – 55 °C
Fabrieksinstelling starttemp. eco: 38 °C
Instelbereik stoptemp. eco: 5 – 60 °C
Fabrieksinstelling stoptemp. eco: 48 °C
normaal
Instelbereik starttemp. normaal: 5 – 60 °C
Fabrieksinstelling starttemp. normaal: 41 °C
Instelbereik stoptemp. normaal: 5 – 65 °C
Fabrieksinstelling stoptemp. normaal: 50 °C
luxe
Instelbereik starttemp. luxe: 5 – 70 °C
Fabrieksinstelling starttemp. luxe: 44 °C
Instelbereik stoptemp. luxe: 5 – 70 °C
Fabrieksinstelling stoptemp. luxe: 53 °C
stoptemp. per. verhoging
Instelbereik: 55 – 70 °C
Fabrieksinstelling: 55 °C
stapverschil compressors
Instelbereik: 0,5 – 4,0 °C
Fabrieksinstelling: 1,0 °C
laadmethode
Instelbereik: doeltemp., delta temp.
Standaardwaarde: delta temp.
Hier stelt u naast de start- en stoptemperatuur van het
warmtapwater voor de verschillende comfortopties in
menu 2.2 ook de stoptemperatuur voor periodieke ver-
hogingen in menu 2.9.1.
Als er meerdere compressoren beschikbaar zijn, stelt u
het verschil in tussen inschakeling-uitschakeling tijdens
productie warmtapwater en vaste temperatuurinstelling.
NIBE F1355
Hier selecteert u de laadmethode voor warmtapwater-
gebruik. "delta temp." wordt aanbevolen voor boilers
met laadspiraal, "doeltemp." voor boilers met dubbele
mantel en boilers met warmtapwaterspiraal.
MENU 5.1.2 - MAX. AANVOERTEMP.
afgiftesysteem
Instelbereik: 20-80 °C
Standaardwaarde: 60 °C
Stel hier de maximale aanvoertemperatuur in voor het
afgiftesysteem. Indien de installatie meerdere klimaat-
systemen heeft, kunnen er afzonderlijke maximale aan-
voertemperaturen worden ingesteld voor ieder systeem.
Afgiftesystemen 2-8 kunnen niet worden ingesteld op
een hogere max. aanvoertemperatuur dan klimaatsys-
teem 1.
LET OP!
Vloerverwarmingssystemen worden normaal
gesproken
max. aanvoertemp.
sen 35 en 45 °C.
MENU 5.1.3 - MAX. VERSCH.
AANVOERTEMP.
max. versch. compressor
Instelbereik: 1 – 25 °C
Standaardwaarde: 10 °C
max. versch. bijverwarming
Instelbereik: 1 – 24 °C
Standaardwaarde: 7 °C
BT25 verschuiving
Instelbereik: -5 – 5 °C
Fabrieksinstelling: 0 °C
Hier stelt u het maximale toegestane verschil in tussen
de berekende en de huidige aanvoertemperatuur tijdens
de compressor- of de bijverwarmingsmodus. Max.
versch. bijverwarming kan nooit hoger zijn dan max.
versch. compressor
max. versch. compressor
Indien de actuele aanvoertemperatuur de ingestelde
waarde overstijgt, wordt de waarde in graadminuten
ingesteld op 0. De compressor in de warmtepomp stopt
als er alleen warmtevraag is voor cv.
max. versch. bijverwarming
Indien "addition" wordt gekozen en geactiveerd in menu
4.2 en de actuele aanvoertemperatuur overstijgt de be-
rekende temperatuur met de ingestelde waarde, wordt
de bijverwarming stopgezet.
Hoofdstuk 3 | Regeling - Menu's
ingesteld tus-
33

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave