7.2 ELEKTRICITEIT
Controleer de kabels visueel op beschadigingen en juiste plaatsing.
l
Controleer alle kabelverbindingen
l
Controleer de verkeerslichten en werklampen
l
Controleer de noodbedieningsknoppen op storingen.
l
7.2.1 Zekeringen
De machine is uitgerust met een zekering in de elektriciteitskast. Zie
dingsrail
7.3 WIELEN
Controleer de conditie van de banden. Deze moeten voldoende profieldiepte hebben en geen overmatige
slijtage. Controleer de bandenspanning en het wielmoerkoppel voor het transport naar een nieuwe locatie.
Zie
sectie 12.5 Wielen en banden
7.4 KETTINGEN
De kamerkettingen en kettingspanner A, B en C moeten worden gecontroleerd op voldoende smering en
juiste spanning. Controleer op abnormale slijtage aan tandwielen en kettingen. Vervang versleten onder-
delen indien nodig.
Neem contact op met uw lokale leverancier of rechtstreeks met Orkel AS als u twijfelt over onderdelen die
moeten worden vervangen.
7.4.1 Kettingspanner A
Basisinstelling:
Stel de kettingspannerbout van de kameraandrijving af tot de kettingspeling ongeveer 3 mm bedraagt.
7 ONDERHOUD EN MECHANISCHE AANPASSINGEN
Afbeelding 7.1 :
Kettingspanner A
sectie 10.2 Elektriciteitskast voe-
73