Voer een visuele controle van de volledige machine uit om eventuele transportschade op te sporen.
l
Zorg ervoor dat de machine op een stevige ondergrond staat voordat u de machine uitlijnt en water-
l
pas zet. De steunpoten kunnen tijdens het uitlijnen of monteren van de machine in de grond zakken.
Wees voorzichtig bij het monteren van de compactor. Bij het manoeuvreren van de wikkeltafel kunnen
lichaamsdelen knel komen te zitten of u kunt gewond raken door vallen.
Max. hoogte in bedrijfspositie: 3900 mm
4.1.5 Gevaarlijke elementen tijdens het gebruik
Als u zich niet aan de gegeven instructies houdt, kan dit leiden tot persoonlijk letsel of verlies van men-
senlevens.
Let op het risico van:
knellen/verpletteren/snijden van vingers of handen in de buurt van het mes voor het plas-
l
ticbindapparaat.
knellen/verpletteren van vingers of handen tussen transportbanden en tandwielen.
l
knellen/verpletteren van vingers of handen tussen band en rol en onder de wikkeltafel.
l
knellen/verpletteren van lichaam en voeten wanneer de baal van de wikkeltafel valt.
l
knellen/verpletteren van vingers of handen tussen wikkelarmen en frame.
l
impact van draaiende wikkelarmen.
l
sensor op de wikkeltafel zou kunnen falen, waardoor de baal te vroeg valt.
l
een barst in een hydraulische leiding/slang met hoge druk en verwarmde olie kan ernstig letsel aan
l
ogen en huid veroorzaken.
4.1.6 Gevarenzones tijdens de bediening
De linkerzijde van de compactor is een blinde vlek. De operator moet er altijd zeker van zijn dat er niemand
aanwezig is in dit gebied voor het opstarten en tijdens het gebruik.
Houd de grenzen van de gevarenzone aan zoals beschreven in
4.1.7 Risico op omvallen
De operator moet voorzorgsmaatregelen nemen om risico's op omvallen te voorkomen. Zowel
tijdens het optuigen en instellen als bij het bedienen van de machine.
4.1.8 De machine verlaten
Alvorens de machine te verlaten, moet de operator de motor (trekker) of een andere kracht-
bron uitschakelen. Verwijder de sleutel of zet de stroombron vast om onbeheerd starten te
voorkomen.
4 BEDIENING
sectie 2.4.6
Gevarenzones.
37