Download Print deze pagina

De Minimale Veilige Diepte, Breedte En Hoogte Van Het Schip Instellen - FLIR Raymarine eS Series Installatievoorschriften

Advertenties

Enkele factoren waarmee rekening moet worden gehouden bij
het berekenen van de veiligheidsmarge zijn:
• Manoeuvreerkarakteristieken van het schip — als gevolg
van rollen is de benodigde vrije ruimte voor het schip groter.
• Kaartnauwkeurigheid — de gegevens van de elektronische
kaart zijn misschien niet nauwkeurig of kunnen zijn veranderd
nadat ze voor het laatst zijn gemeten.
Minimale veilige hoogte
Als onderdeel van de Opstartwizard kan de Minimale veilige
hoogte worden ingesteld. De minimale veilige hoogte is vereist
wanneer u Eenvoudig route maken van Jeppesen
De Minimale veilige hoogte kan worden vastgesteld door de
volgende waarden bij elkaar op te tellen:
• Maximale scheepshoogte vanaf de waterlijn
• Veiligheidsmarge (voldoende vrije ruimte boven het schip om
te compenseren voor getijden en effecten van het water.)
bijv.: Minimale veilige hoogte = Maximale scheepshoogte +
veiligheidsmarge.
1
2
3
1. Veiligheidsmarge
2. Maximale hoogte vanaf de waterlijn
3. Waterlijn
Belangrijk: De informatie hieronder is alleen bedoeld als
richtlijn en kan onvolledig zijn. Er kunnen factoren van invloed
zijn die uniek zijn voor bepaalde schepen en/of gebieden die
hier niet worden genoemd. U dient er zeker van te zijn dat u
met ALLE factoren die van invloed zijn op uw huidige situatie
rekening hebt gehouden bij het maken van de berekening.
Enkele factoren die van invloed zijn op de hoogte van een schip
worden hieronder weergegeven:
• Waterverplaatsing (gewicht) — de hoogte van een schip
(vanaf de waterlijn) wordt lager wanneer hij volledig is beladen
vergeleken met de waterverplaatsing wanneer het niet
beladen is.
• Watertype — de hoogte van een schip wordt ongeveer 2% tot
3% lager in zoet water vergeleken met zeewater.
Enkele factoren waarmee rekening moet worden gehouden bij
het berekenen van de veiligheidsmarge zijn:
• Manoeuvreerkarakteristieken van het schip — de hoogte
van een schip verandert als gevolg van squaten, trimmen,
rollen, stampen en kantelen.
• Kaartnauwkeurigheid — de gegevens van de elektronische
kaart zijn misschien niet nauwkeurig of kunnen zijn veranderd
nadat ze voor het laatst zijn gemeten.
• Weersomstandigheden — lage luchtdruk en de kracht en
richting van de wind kunnen van invloed zijn op het waterpeil.
De minimale veilige diepte, breedte en
hoogte van het schip instellen
Doe het volgende vanuit het Home-venster:
Beginnen
1. Selecteer Aanpassen.
2. Selecteer Scheepsgegevens.
3. Selecteer Min. veilige diepte, Min. veilige breedte of Min.
veilige hoogte.
4. Voer de berekende waarden in voor de minimale veilige
instellingen.
Instellen van voorkeuren voor datum en tijd.
Doe het volgende wanneer u in het Home-venster bent:
1. Selecteer Aanpassen.
2. Selecteer Instellingen tijd en datum.
®
gebruikt.
3. Gebruik het menu Datumformaat, Tijdformaat en Lokale
tijd: UTC om uw voorkeuren voor tijd en datum in te stellen.
Datamaster
Ieder systeem met meer dan één via een netwerk aangesloten
multifunctioneel display moet een datamaster toegewezen
hebben gekregen.
De datamaster is het display dat fungeert als primaire
gegevensbron voor alle displays, het handelt ook alle externe
informatiebronnen af. De displays kunnen bijvoorbeeld
koersinformatie nodig hebben van de stuurautomaat- en
GPS-systemen, die normaal gesproken wordt ontvangen via een
SeaTalk
ng
- of NMEA-verbinding. De datamaster is het display
waarmee de SeaTalk-, NMEA- en andere gegevensverbindingen
worden gemaakt, het brengt de gegevens vervolgens over naar
het SeaTalk
hs
Gegevens die door de datamaster worden gedeeld zijn onder
andere:
• Cartografie
• Routes en waypoints
• Radar
• Sonar
• Gegevens ontvangen van de stuurautomaat, instrumenten, de
D13323-1
motor en andere externe bronnen.
Het kan zijn dat uw systeem is verbonden voor redundantie met
gegevensverbindingen naar repeat-displays. Deze verbindingen
worden echter alleen actief in het geval van een storing en/of
opnieuw toewijzen van een datamaster.
In een stuurautomaatsysteem zonder speciale
stuurautomaatbediening, werkt de datamaster ook als
bediening voor de stuurautomaat.
Het aanwijzen van de datamaster
Voor systemen met 2 of meer displays dient de volgende taak
te worden uitgevoerd op het multifunctionele display dat u wilt
aanwijzen als de datamaster.
Wanneer u in het Home-venster bent:
1. Selecteer Instellingen.
2. Selecteer Onderhoud.
3. Selecteer Datamaster.
4. Selecteer het display dat u wilt aanwijzen als de datamaster.
-netwerk en alle compatibele repeat-displays.
71

Advertenties

loading