4.7
Instellingen opnieuw instellen of herstellen
4.7.1
De configuratienummers CN1 en CN2 opnieuw instellen
Afb.22
Configuratienummers
A
11:20
...
.....
.... ......
.... ...... ....
.......
B
............ ....... ....... ....
......... ... .............. ...... .. .....
.......
C
...
.
...
.
........
4.7.2
Automatische detectie uitvoeren
7837112 - v.02 - 11052023
1. Druk op de toets
2. Selecteer Inbedrijfstellingsmenu.
3. Selecteer Ontluchtingsprogramma.
Het menu voor handmatige ontluchting wordt geopend.
4. Volg de instructies op het display.
Houd toets
De configuratienummers moeten opnieuw worden ingesteld als een
storingsmelding wordt weergegeven of als de besturingseenheid is
vervangen. De configuratienummers zijn te vinden op de typeplaat van het
toestel.
Belangrijk
Alle aangepaste instellingen worden gewist als de
configuratienummers worden gereset. Afhankelijk van het toestel
kunnen er parameters zijn die in de fabriek zijn ingesteld zodat
bepaalde accessoires kunnen worden gebruikt.
Gebruik de opgeslagen instellingen voor inbedrijfstelling om
deze instellingen na de reset te herstellen.
Als er geen instellingen voor inbedrijfstelling zijn opgeslagen,
schrijf dan de aangepaste instellingen op voor de reset. Neem
ook alle parameters van de accessoires op.
> Geavanceerd servicemenu > Stel configuratienummers in
Gebruik de draaiknop om te selecteren.
Gebruik de toets
A Selecteer de regeleenheid
B Extra informatie
C Configuratienummers
1. Druk op de toets
2. Selecteer Geavanceerd servicemenu.
3. Selecteer Stel configuratienummers in.
4. Selecteer het apparaat dat u wilt wijzigen.
5. Selecteer en wijzig de instelling CN1.
6. Selecteer en wijzig de instelling CN2.
7. Selecteer Bevestigen om de gewijzigde nummers te bevestigen.
AD-3001385-01
De functie voor automatische detectie scant de installatie op apparaten en
overige toestellen die zijn aangesloten op de L-Bus en S-Bus. U kunt deze
functie gebruiken als een aangesloten apparaat of toestel is vervangen of
verwijderd uit de installatie.
> Geavanceerd servicemenu > Automatische detectie
Gebruik de draaiknop om te selecteren.
Gebruik de toets
1. Druk op de toets
2. Selecteer Geavanceerd servicemenu.
3. Selecteer Automatische detectie.
4. Selecteer Bevestigen om de automatische detectie uit te voeren.
.
ingedrukt om de procedure af te breken.
om de selectie te bevestigen.
.
om de selectie te bevestigen.
.
4 Installateursinstructies
19