6.5.6.3
Bewaking lekkagekamer
6.5.6.4
Bewaking motorlager
6.5.6.5
Bewaking afdichtingsruimte (ex-
terne elektrode)
6.5.7
Instelling van de motorbeveiliging
6.5.7.1
Directe inschakeling
6.5.7.2
Sterdriehoekstart
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo Motor FKT 20.2, 27.1, 27.2:, EMU FA, Rexa SUPRA, Rexa SOLID
Installatie en elektrische aansluiting
Aderbenaming PTC-sensor
Middenaansluiting
10
Aansluiting lage temperatuur
12
Activeringstoestand bij temperatuurregeling en -begrenzing
Bij thermische motorbewaking met bimetaal- of PTC-sensoren wordt de werktempera-
tuur bepaald door de ingebouwde sensor. Afhankelijk van de uitvoering van de thermi-
sche motorbewaking moet bij het bereiken van de werktemperatuur de volgende scha-
keltoestand optreden:
ƒ
Temperatuurbegrenzing (1-temperatuurkring):
Bij het bereiken van de werktemperatuur moet een uitschakeling plaatsvinden.
ƒ
Temperatuurregeling en -begrenzing (2-temperatuurkringen):
Bij het bereiken van de werktemperatuur vóór de lage temperatuur kan een uitscha-
keling met automatische herinschakeling volgen. Bij het bereiken van de werktem-
peratuur vóór de hoge temperatuur moet een uitschakeling met handmatige herin-
schakeling volgen.
Neem ook de overige informatie in het hoofdstuk explosiebeveiliging in acht!
De vlotterschakelaar is voorzien van een potentiaalvrij verbreekcontact. Raadpleeg het
meegeleverde aansluitschema voor het schakelvermogen.
Aderbenaming
K20,
Aansluitding voor vlotterschakelaar
K21
Bij het activeren van de vlotterschakelaar moet een waarschuwing of uitschakeling
plaatsvinden.
Sluit Pt100-sensoren via een relais aan. Hiervoor wordt het relais 'DGW 2.01G' aanbe-
volen. De drempelwaarde bedraagt 100 °C (212 °F).
Aderbenaming
T1, T2 Aansluiting Pt100-sensoren
Bij het bereiken van de drempelwaarde moet een uitschakeling plaatsvinden!
Sluit de externe elektrode aan via een relais. Hiervoor wordt het relais "NIV 101/A" aan-
bevolen. De drempelwaarde bedraagt 30 kOhm.
Bij het bereiken van de drempelwaarde moet een waarschuwing of uitschakeling
plaatsvinden.
VOORZICHTIG
Aansluiting van de bewaking van de afdichtingsruimte
Als er bij het bereiken van de drempelwaarde alleen een waarschuwing wordt geacti-
veerd, kan de pomp door het binnendringende water onherstelbaar worden bescha-
digd. Aanbevolen wordt om in dergelijke gevallen altijd voor uitschakeling van de
pomp te zorgen!
Neem ook de overige informatie in het hoofdstuk explosiebeveiliging in acht!
De motorbeveiliging moet afhankelijk van het geselecteerde inschakeltype worden in-
gesteld.
Stel de motorbeveiligingsschakelaar bij bedrijf in volledige belasting in op de nominale
stroom (zie typeplaatje). Bij deellastbedrijf wordt aanbevolen om de motorbeveiligings-
schakelaar 5 % boven de gemeten stroom in het bedrijfspunt in te stellen.
De instelling van de motorbeveiliging is afhankelijk van de installatie:
ƒ
Motorbeveiliging geïnstalleerd in de leiding van de motor: Stel de motorbeveiliging
in op 0,58 x ontwerpstroom.
ƒ
Motorbeveiliging in de netvoedingsleiding geïnstalleerd: De motorbeveiliging instel-
len op de ontwerpstroom.
nl
31