4
3
2
Fig. 8: Natte opstelling, transportabel
6.4.5
Stationaire droge opstelling
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo Motor FKT 20.2, 27.1, 27.2:, EMU FA, Rexa SUPRA, Rexa SOLID
Installatie en elektrische aansluiting
Voor de transporteerbare opstelling moet de pomp van een pompvoet worden voorzien.
De pompvoet garandeert de vereiste minimumbodemvrijheid alsmede een veilige op-
stelling op vaste ondergrond. Dankzij deze opstellingswijze kan de pomp op een plaats
naar keuze in de bedrijfsruimte/opstellingplaats worden gepositioneerd. Bij opstellings-
plaatsen met een zachte ondergrond moet een harde grondplaat worden gebruikt om
inzakken te voorkomen. Aan de perszijde wordt een drukslang aangesloten. Als de
pomp wordt gebruikt voor langere bedrijfsperioden, moet deze vast op de bodem wor-
den bevestigd. Daarmee worden trillingen voorkomen en een rustige en slijtvaste wer-
king gegarandeerd.
Werkstappen
1
Pompvoet
5
2
Bocht
6
3
Storzkoppeling
4
Drukslang
5
Hijsmiddel
6
Bevestigingspunt voor hijsmiddel
7
7
Minimaal waterpeil
‡
1
Pompvoet gemonteerd.
‡
Drukaansluiting voorbereid: Bocht met slangaansluiting of bocht met Storzkoppe-
ling gemonteerd.
1. Hijsmiddel met een schakel aan het bevestigingspunt van de pomp bevestigen.
2. Hijs de pomp op en plaats deze op de bedoelde bedrijfslocatie (pompput, gat).
3. Plaats de pomp op een vaste ondergrond. VOORZICHTIG! Inzakken moet worden
voorkomen!
4. Installeer de drukslang en bevestig deze op de voorgeschreven plaats (bijv. afvoer).
GEVAAR! Het afscheuren of wegslaan van de drukslang kan tot (ernstig) letsel
leiden! Bevestig de drukslang op een veilige wijze aan de uitlaatopening.
5. Installeer de aansluitkabel op een vakkundige wijze. VOORZICHTIG! Aansluitkabel
niet beschadigen (geen knikpunten, buigradius in acht nemen)!
▶ De pomp is geïnstalleerd; nu kan de elektromonteur de elektrische voeding aan-
sluiten.
LET OP
Transportproblemen door te laag waterpeil
Wanneer het debiet van het medium te ver daalt, kan de transportstroom worden
onderbroken. Verder kunnen er luchtbuffers in het hydraulisch systeem ontstaan, die
ervoor kunnen zorgen dat de installatie zich niet conform de voorschriften gedraagt.
Het toegestane minimumwaterniveau is gelijk aan de bovenkant van het hydrauli-
sche huis!
Bij de droge opstelling is de bedrijfsruimte onderverdeeld in de verzamelruimte en de
machineruimte. In de verzamelruimte stroomt het medium binnen en wordt verzameld,
in de machineruimte is de pomptechniek gemonteerd. De pomp wordt in de machi-
neruimte geïnstalleerd en aan de zuig- en perszijde met het leidingsysteem verbonden.
Bij de installatie dient u op de volgende punten te letten:
ƒ
Het leidingsysteem aan de zuigzijde en aan de perszijde moet zelfdragend zijn. Het
leidingsysteem mag niet door de pomp worden ondersteund.
ƒ
Sluit de pomp spannings- en trillingsvrij aan op het leidingsysteem. Wij raden daar-
om het gebruik van elastische aansluitstukken (compensatoren) aan.
ƒ
De pomp is niet zelfaanzuigend, d.w.z. dat de vloeistof zelfstandig of met voordruk
moet instromen. Het min. vloeistofniveau in de verzamelruimte moet op hetzelfde
peil zijn als de bovenkant van het hydraulische huis!
ƒ
Max. omgevingstemperatuur: 40 °C (104 °F)
nl
25