GEBRUIKERS BESTUREN EN ONDERHOUD
Hfdst. 5.5 GETROKKEN WAGENS MET HORIZONTALE VIJZELS:
De volgorde waarop de onderwerpen worden behandeld, komt normaal gesproken overeen met de bewerkingsvolgorde. Dit is
echter niet per se het geval.
1. INVOEREN VAN LANGVEZELIGE MATERIALEN
Hooi, stro en veevoer dat afkomstig is uit balen of dat lang is, moet van bovenaf in de laadbak worden ingevoerd met laders of
andere systemen. Ook kan hiervoor de frees worden gebruikt. Nadat de baal is losgemaakt, is het raadzaam het voer aan de
achterzijde te laden bij machines waarbij menging aan de voorzijde plaatsvindt. Laad het voer afwisselend aan de voor- en
achterzijde bij machines met centrale menging. Zo kan het hooi door het grootst mogelijke aantal messen worden bewerkt,
waardoor de snijtijd wordt beperkt. Het laden dient in meerdere keren te geschieden. Zo wordt het benodigde vermogen tot
een minimum beperkt en kan nauwkeuriger het te laden gewicht worden bereikt. Belangrijk is dat op deze wijze evenveel of
zelfs minder tijd nodig is dan wanneer grote hoeveelheden in een keer worden geladen.
N.B.: Tijdens het laden en snijden van de materialen moet het toerental van de aftakas behoorlijk hoog liggen, namelijk rond
540 t.p.m. Wanneer in vergelijking met de grootte van de machine weinig materiaal wordt ingevoerd, dan bestaat de
mogelijkheid dat het materiaal rond de onderste vijzel vastdraait. Om dit te voorkomen, moet eerst het fijngemalen materiaal
worden ingevoerd of een ander materiaal worden toegevoegd om het gewicht en de weerstand in de bak te vergroten.
2. SNIJDEN VAN MATERIALEN
Na het laden, moeten de vijzels gedurende een bepaalde tijd draaien, totdat de lengte van de vezels praktisch even groot is
als de eindlengte. Deze draaitijd kan variëren van 2 tot 8 minuten, afhankelijk van het in de wagen ingevoerde materiaal en
van de structuur en de omvang van de materialen die volgen. Behalve vanuit een oogpunt van veiligheid dient de bediener
ook in deze fase bij de machine te blijven om de bewerking te controleren. Hij dient daartoe gebruik te maken van de speciale
inspectieladder die zich op de wagen bevindt.
3. LADEN VAN FIJNGEMALEN MATERIALEN
Normaal gesproken worden deze materialen na de snijfase ingevoerd. Het kan echter ook nuttig zijn deze eerder in te
voeren, bijvoorbeeld wanneer gebruik wordt gemaakt van bijzonder lichte materialen, los en droog hooi of stro. Zo kan het
gewicht worden vergroot en gelijkmatiger worden verdeeld om een beter snijresultaat en een volumevermindering te
verkrijgen.
4. LADEN VAN VOORGESNEDEN DROGE MATERIALEN
Dergelijke materialen, los of verpakt bewaard, mogen nooit met de frees worden ingevoerd. Ze kunnen op dit moment
worden ingevoerd of nadat water is toegevoegd, afhankelijk van hun structuur.
5. TOEVOEGEN VAN WATER OF MELASSE
De toevoeging van vloeistoffen vergroot het soortelijk gewicht van het materiaal en draagt bij aan de volumevermindering.
Een gewichtstoename heeft doorgaans ook een gunstige uitwerking op het snijresultaat. Houd er wel rekening mee dat de
toename van vocht bij sommige soorten lang hooi voor een verhoogde weerstand bij het snijden van het voer zorgt,
waardoor het materiaal om de vijzels kan gaan vastzitten. Het verdient derhalve aanbeveling om wanneer het volume
probleemloos kan worden beperkt, water of melasse toe te voegen wanneer het hooi gedeeltelijk is gesneden. Verdeel de
vloeistoffen daarbij gelijkmatig over de massa.
6. LADEN VAN VOORGESNEDEN INGEKUILDE MATERIALEN
Normaal worden deze materialen met de frees ingevoerd. Wie andere systemen gebruikt (scheppen, laders enz.) Moet erop
letten dat de materialen goed bewaard blijven. Wordt er weinig materiaal gebruikt, dan zal bij het uithalen met deze systemen
een aanzienlijk deel van de massa worden verplaatst, waardoor het kuilvoer niet meer goed kan worden bewaard. Het beste
kan eerst het zwaarste materiaal en dan het lichtere worden geladen, om zo optimaal gebruik te kunnen maken van het
wagenvolume.
7. MENGEN
Het daadwerkelijke mengen begint nadat het laatste bestanddeel is ingevoerd. Voor een efficiënte menging is het van belang
dat in de machine vrije gedeelten bestaan. Deze vrije gedeelten dienen zich aan de achterzijde te bevinden bij machines
waarbij menging aan de voorzijde plaatsvindt en aan de voor- en achterzijde bij machines met centrale menging. Dit is
belangrijk om het materiaal in de wagen te kunnen laten rouleren.
N.B. Het is derhalve belangrijk de machine niet te overladen. Het toerental van de cardanas is niet van wezenlijk belang.
Het verdient wel aanbeveling de cardanas te laten draaien bij 400 tot 500 t.p.m.
8. LOSSEN
Het lossen dient onmiddellijk na het mengen te geschieden. Het is belangrijk het voer op een zo kort mogelijke termijn te
doseren om het verschil in mengduur tussen de eerste en de laatste keer lossen tot een minimum te beperken. Bij stalvee is
ook de gelijkmatigheid van de dosering van belang. Derhalve dient de bediener voor een juiste voortgangssnelheid te
zorgen of het openen van de doseerklep correct in te stellen. In deze fase verdient het aanbeveling de aftakas bij een
toerental van 300 tot 400 t.p.m. te laten draaien.
NL
33