— Knippert: Talk-over van de microfoon staat aan.
OFF, ON, TALKOVER-keuzeschakelaar
4.
Stelt de microfoongeluidsuitgang in.
— [ OFF ]: Zet de microfoon uit.
— [ ON ]: Zet de microfoon aan.
— [ TALKOVER ]: Schakelt talk-over van de microfoon in. Wanneer geluid wordt
ingevoerd naar de microfoon, wordt het volume van andere kanalen dan het
microfoonkanaal verzwakt met -24 dB.
• U kunt de instelling van de talk-overmodus en het verzwakkingsniveau wijzigen in
[Talkover Mode] in de Utility-instellingen (pagina 130).
Een microfoon gebruiken
1 Sluit een microfoon op de [MIC 1]- of [MIC 2]-aansluiting aan.
Meer informatie: Voorpaneel (pagina 31), Achterpaneel (pagina 31)
2 Verschuif de [OFF, ON, TALKOVER]-keuzeschakelaar om de
microfoongeluidsuitgang in te stellen.
3 Draai aan de [LEVEL]-knop om het volumeniveau van de
microfoon in te stellen.
• Als u de knop te ver rechtsom draait, wordt het geluid met een hoog volume
uitgevoerd.
4 Draai aan de MIC EQ (HI, MID, LOW)-knoppen om het volume
van elke band in te stellen.
5 Spreek in de microfoon.
103
Microfoon