Opstelling [
] ([Tracking AF])
∫
Lijn het onderwerp uit met de AF-opsporingsframe en druk dan op
4 om op het onderwerp te vergrendelen.
A AF-volgframe
•
De AF-zone zal geel weergegeven worden wanneer een onderwerp herkend
wordt en de scherpstelling zal voortdurend bijgesteld worden en de
beweging van het onderwerp volgen (dynamisch volgen).
•
AF-opsporing wordt geannuleerd wanneer er opnieuw op 4 gedrukt wordt.
•
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
–
Wanneer het onderwerp te klein is
–
Wanneer de opnameplaats te donker of te helder is
–
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
–
Wanneer de achtergrond dezelfde of een soortgelijke kleur heeft als het onderwerp
–
Wanneer er zich golfstoring voordoet
–
Wanneer u de zoom gebruikt
–
Het maken van beelden onder water
•
Als de vergrendeling niet werkt, zal het AF tracking-frame rood worden en vervolgens verdwijnen.
Druk opnieuw op 4.
•
De camera neemt beelden met [AF mode] op als [Ø], indien vergrendeld, of als Dynamic Tracking
niet werkt.
[Quick AF]
Toepasbare modussen:
Zolang als het toestel stil gehouden wordt, zal het toestel automatisch de focus afstellen en zal
de focusafstelling vervolgens sneller zijn wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt. Dit is
handig wanneer u bijvoorbeeld een kans voor beelden maken niet wilt missen.
Instellingen: [ON]/[OFF]
•
De batterij raakt sneller op dan normaal.
•
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen.
•
Deze werkt niet tijdens AF-opsporing.
•
[Quick AF] kan in de volgende omstandigheden niet ingesteld worden.
–
[Nachtportret]/[Nachtl.schap]/[Nachtop. uit hand]/[Sterrenhemel] (Scènemodus)
Opnemen
- 104 -
A