2
Installatie
8
2.2
Apparaat uitpakken en opstellen
Til de etikettenprinter uit de doos.
Controleer of de etikettenprinter beschadigd is geraakt tijdens het transport.
Plaats de printer op een vlakke ondergrond.
Verwijder de transportbeveiligingen van schuimstof bij de printkop.
Controleer of de levering volledig is.
Leveringsomvang:
•
Etikettenprinter
•
Netsnoer
•
USB-kabel
•
Gebruiksaanwijzing
i
Aanwijzing!
Bewaar de originele verpakking voor later transport.
!
Attentie!
Beschadiging van het apparaat en de printmaterialen door vocht.
Etikettenprinter alleen op droge en tegen spatwater beschermde locaties neerzetten.
2.3
Apparaat aansluiten
De standaard beschikbare interfaces en aansluitingen staan in Afbeelding 4 afgebeeld.
2.3.1
Op stroomnet aansluiten
De printer is voorzien van een universele netvoeding. Het apparaat kan zonder ingrepen worden gebruikt met een
netspanning van 230 V~/50 Hz of 115 V~/60 Hz.
1. Controleer of het apparaat uitgeschakeld is.
2. Steek het netsnoer in de netaansluiting (25).
3. Steek de stekker van het netsnoer in het geaarde stopcontact.
2.3.2
Op computer of computernetwerk aansluiten
!
Attentie!
Gevaar voor materiaalverlies!
De RS232-interface is niet geschikt voor overdracht van snel wisselende gegevens 5.6 op pagina 18.
Gebruik voor het drukproces de USB- of ethernetinterface.
!
Attentie!
Door onvoldoende of ontbrekende aarding kunnen tijdens het gebruik storingen optreden.
Let erop dat alle op de transferprinter aangesloten computers en de verbindingskabels geaard zijn.
Verbind de transferprinter met behulp van een geschikte kabel met de computer of het netwerk.
Zie voor details over configuratie van de afzonderlijke interfaces Configuratiehandleiding.
2.4
Apparaat inschakelen
Als alle aansluitingen tot stand zijn gebracht:
Schakel de printer in met de netschakelaar (24).
De printer voert een systeemtest uit en geeft vervolgens op het display (2) Gereed aan.
8