7.4.2.
De binnenunit sluiten
1
Sluit het deksel van de schakelkast.
2
Plaats het frontpaneel zoals hieronder afgebeeld.
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de binnenunit sluit, let op dat
u het aanhaalkoppel 4,1 Nm NIET overtreft.
OPMERKING
Wees voorzichtig de bedrading NIET te knijpen wanneer
u de frontplaat op de unit vastmaakt.
8.
Inbedrijfstelling
OPMERKING
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit
hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem
gepast wordt geconfigureerd.
8.1.
Controles vóór de inbedrijfstelling
WAARSCHUWING
Schakel de voeding uit voordat u aansluitingen uitvoert.
Controleer de volgende punten na de installatie van de unit:
1
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading volgens de in hoofdstuk
"6.3. De elektrische bedrading voorbereiden" op pagina 11
beschreven
aanwijzingen
bedradingschema's en volgens de Europese en nationale
voorschriften.
2
Zekeringen en beveiligingen
Controleer of het type en de waarde van de zekeringen en
andere lokaal geïnstalleerde beveiligingen overeenstemmen
met de vereisten vermeld in het hoofdstuk
specificaties" op pagina
43. Zorg ervoor dat er geen zekering of
beveiliging is overgeslagen.
3
Aarding
Zorg ervoor dat de aardkabels correct zijn aangesloten en de
aardklemmen stevig zijn vastgemaakt.
4
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de schakelkast en binnenin de unit
zichtbaar zijn.
5
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om abnormale
geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
HXY080+125A7V1B
Binnenunit voor VRV IV-Systeem
4P325971-1B – 2012.07
1
2
werd
uitgevoerd,
volgens
"Elektrische
6
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
7
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken.
Indien het koelmiddel lekt, tracht de lek te herstellen (aftappen,
herstellen en vacumeren vereist). Indien het voor u onmogelijk is
om zelf reparaties uit te voeren, neem contact op met uw
plaatselijke vertegenwoordiger.
Raak met blote handen enz. geen koelmiddel aan dat uit de
aansluitingen van de koelmiddelleidingen is gelekt.
U kunt daardoor vrieswonden oplopen.
8
Vacumeren/herstel en met koelmiddel vullen
Zie de handleiding van de buitenunit voor meer informatie.
9
Waterlekken
Controleer de binnenkant van de unit op waterlekken. Indien er
een waterlek is, tracht de lek te herstellen. Indien het voor u
onmogelijk is om zelf het lek te herstellen, sluit dan de
watertoevoer en de afsluitkleppen van de wateruitgangen en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
10 Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel.
De spanning moet overeenkomen met de spanning op het
identificatieplaatje van de unit.
11
Ontluchtingsventiel
Controleer of het ontluchtingsventiel van de warmtepomp open
staat (minstens 2 draaien).
12 Afsluitkleppen
Zorg ervoor dat de afsluitkleppen correct geïnstalleerd zijn en
helemaal open staan.
OPMERKING
Wanneer u het systeem met gesloten kleppen gebruikt,
wordt de pomp beschadigd!
Nadat alle controles werden uitgevoerd, moet de unit gesloten
worden, want alleen dan kan de unit onder spanning gebracht
worden. Wanneer de stroomvoorziening naar de unit wordt
ingeschakeld, verschijnt op de gebruikersinterface "88" terwijl deze
wordt geïnitialiseerd, wat tot 30 seconden kan duren. Intussen kunt
u de afstandsbediening niet gebruiken.
8.2.
Laatste ontluchten
Om alle lucht uit het systeem te laten, dient de pomp in werking te
worden gesteld.
Verander daarom de lokale instelling [E-04] zoals in hoofdstuk
"8.3. Lokale instellingen" op pagina 17
de
over instelling
"[E-04] Enkel de pomp werkt (om te ontluchten)"
op
pagina 21
gevonden worden.
8.3.
Lokale instellingen
De configuratie van de binnenunit door de installateur dient te zijn
afgestemd op de omgeving van de installatie (klimaat, geïnstalleerde
opties, enz.) en de noden van de gebruiker. Daarom zijn er enkele
zogenaamde lokale instellingen beschikbaar. Deze lokale instellingen
kunnen
worden
gebruikersinterface op de binnenunit.
Aan elke lokale instelling is een getal of code van 3 cijfers toegekend,
bijv. [5-03], die op het display van de gebruikersinterface wordt
weergegeven. Het eerste cijfer [5] geeft de "eerste code" of groep
lokale instellingen weer. Het tweede en derde cijfer [03] samen geven
de "tweede code" aan.
Een lijst van alle lokale instellingen en standaardwaarden vindt u in
"8.4. Lokale instellingen voor de installatiehandleiding" op pagina
In deze lijst hebben we 2 kolommen voorzien voor de datum en de
waarden van de gewijzigde lokale instellingen die verschillen van de
standaardwaarden.
uitgelegd. Meer informatie
opgeroepen
en
geprogrammeerd
Installatiehandleiding en gebruiksaanwijzing
kan
via
de
22.
17