6.1.1.
Vereisten voor de plaats waar de binnenunit
geïnstalleerd wordt
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te voorkomen dat kleine
dieren gaan nestelen in de unit.
Kleine dieren die in contact komen met elektrische
onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
Deel aan de klant mee dat het zeer raadzaam is om de
ruimte rond de unit schoon te houden.
Selecteer een installatieplaats die voldoet aan de volgende eisen:
Alle lengten en afstanden van de leidingen zijn nageleefd (voor
de vereisten betreffende de lengte van de koelmiddelleidingen,
raadpleeg de installatiehandleiding van de buitenunit).
Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Vereiste
Maximum toegestane lengte voor de
koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de
buitenunit
Maximum toegestaan hoogteverschil tussen de
binnenunit en de buitenunit
(a)
Zie de beperkingen op de lengte van de leidingen van de VRV IV vooraleer
beslissingen te nemen over de integratie van het volledige VRV-systeem.
OPMERKING
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de
benodigde ruimte.
(mm)
Voldoende ruimte rond de unit voor luchtcirculatie.
Er kan geen brand ontstaan als gevolg van lekkage van licht
ontvlambare gassen.
De apparatuur is niet bedoeld voor gebruik in een omgeving
waar ontploffingsgevaar is.
Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen
schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de
omgeving.
Neem voldoende voorzorgsmaatregelen in overeenstemming
met de geldende wetgeving, voor het geval van een
koelmiddellek.
Neem voorzorgsmaatregelen indien de unit in een kleine ruimte
wordt geïnstalleerd zodat de concentratie koelmiddel bij een evt.
koelmiddellekkage niet de max. toegestane veiligheidslimieten
overschrijdt.
WAARSCHUWING
Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten ruimte
kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
Klim, zit of sta niet op de unit.
Plaats geen voorwerpen of uitrusting bovenop de unit
(bovenplaat).
Installatiehandleiding en gebruiksaanwijzing
8
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
In de aanwezigheid van dampen van minerale olie, oliespray
of -dampen.
De kwaliteit van de onderdelen in kunststof kan verminderen en
ze kunnen van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Installeer de unit NIET op plaatsen waar lawaai kritiek is (bijv. in
de buurt van slaapkamers en dergelijke), zodat het lawaai dat hij
maakt wanneer hij werkt geen overlast veroorzaakt.
Opmerking:
installatieomstandigheden, zal de gemeten waarde groter zijn
dan het geluidsdrukniveau vermeld in Geluidspectrum omwille
van het omgevingslawaai en de geluidsreflecties.
De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de
unit te dragen.
Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen
schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de
omgeving.
Waarde
Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
(a)
<135 m
Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
(a)
<15 m
De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden bij binnentemperaturen van 5~35°C in de koelstand en
5~30°C in de verwarmingstand.
6.2.
Het watercircuit voorbereiden
6.2.1.
Het type warmtegeneratoren selecteren
Het
selecteren
eindgebruiker overgelaten. De keuze van de warmtegeneratoren zal
de nodige watertemperatuur bepalen die de unit dan moet
genereren.
De volgende bereiken kunnen bepaald worden op basis van de voor
de warmtegeneratoren nodige watertemperatuur:
1
Lage
temperatuur van 25°C tot 40°C, bereik koelaanvoerwater-
temperatuur van 25°C tot 18°C).
Typisch voorbeeld: vloerverwarming.
2
Middelmatige temperatuur (bereik verwarmings-aanvoerwater-
temperatuur van 40°C tot 45°C, bereik koelaanvoerwater-
temperatuur van 12°C tot 7°C).
Typisch voorbeeld: lagetemperatuurradiatoren (verwarming) en
-convectoren (verwarming en koeling).
Na de keuze van de warmtegeneratoren dient de capaciteit van deze
warmtegeneratoren bepaald te worden en hieruit, hun maten voor de
verschillende kamers, evenals waar ze in de verschillende kamers
geplaatst zullen worden.
Een belangrijke parameter voor de warmtegeneratoren is het
temperatuurverschil tussen het retourwater en het aanvoerwater.
Dit verschil bepaalt het waterdebiet in de installatie.
Tot slot dient het plan van de leidingen vanuit de warmtebron tot de
verschillende warmtegeneratoren getekend te worden.
Dit plan zal uiteindelijk de volgende belangrijke parameters bepalen:
het minimum watervolume in het systeem,
het maximum watervolume in het systeem,
het minimum- en maximumdebiet van het water in het systeem,
het maximum drukverschil in het systeem.
Als
het
lawaai
wordt
van
de
warmtegeneratoren
temperatuur
(bereik
verwarmings-aanvoerwater-
Binnenunit voor VRV IV-Systeem
gemeten
in
reële
wordt
aan
de
HXY080+125A7V1B
4P325971-1B – 2012.07