SNELHEIDSREGELAAR
2
3
Veranderen van de ingestelde
snelheid
U kunt de ingestelde snelheid veranderen
door een aantal keren te drukken op:
– de schakelaar 2 (+) om de snelheid te
verhogen;
– de schakelaar 3 (-) om de snelheid te ver-
lagen.
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
2.42
(3/4)
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd verho-
gen door het gaspedaal in te drukken. Zo
lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde
snelheid op het instrumentenpaneel om u te
waarschuwen.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
seconden gaat de auto automatisch weer
met de oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Onmogelijkheid om de gekozen
ingestelde snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het systeem
de ingestelde snelheid niet vasthouden: de
snelheid in het geheugen knippert op het in-
strumentenpaneel om u te informeren.