Onderhoud
1
Afbeelding 42
1. Brandstoffilter
HET ONTLUCHTEN VAN DE
INJECTORS (Afb. 43)
NB: Deze procedure dient uitsluitend gebruikt te
worden indien het brandstofsysteem is ontlucht met
behulp van de normale ontluchtprocedures en de
motor niet start; zie Het ontluchten van het
brandstofsysteem.
1.
Draai de leidingconnector naar de spuitmond
nr. 1 en de houder los.
1
Afbeelding 43
1. Brandstofinjectors (3)
2.
Zet de gashendel in de FAST/SNEL positie.
3.
Draai de sleutel in de positie START en bekijk
hoe de brandstof om de connector stroomt.
Draai de sleutel op OFF/AF wanneer u een
ononderbroken straal ziet.
4.
Draai de leidingconnector goed vast.
5.
Herhaal deze stappen bij de overige
spuitmonden.
34
KOELSYSTEEM VAN DE
MOTOR (Afb. 44 & 45)
1.
Vuil verwijderen—Verwijder dagelijks het vuil
van het scherm, de oliekoelers en de radiator.
Reinig vaker in smerige omstandigheden.
A. Schakel de motor uit en open de motorkap.
Reinig het motorgedeelte grondig.
B. Haal de klemmen los en trek het scherm
omhoog om het uit de bevestigingsrails.
Reinig het scherm grondig met water of
perslucht.
C. Til de oliekoelers een klein beetje op en
kantel ze naar voren. Reinig de plek
rondom de radiator en de oliekoelers
grondig aan beide zijden en met water of
perslucht. Kantel de oliekoelers weer in
positie.
Afbeelding 44
1. Scherm
D. Plaats het scherm terug en sluit de motorkap.