3.4.4 extra functies voor MLp-modellen
ON
VRD
MINILOG
MINILOG
4T
2T
5.
Minilog
Met de Minilogfunctie kunt u schakelen tussen twee stroomsterkten door de knop lichtjes in te
drukken. De stroomsterkten zijn de lasstroom en de Minilogstroom.
Om de Minilogfunctie te gebruiken drukt u op de knop (5) zodat het signaallampje MINILOG
oplicht. Gebruik de pijltjestoetsen om de selector naar Minilog current (Minilogstroom) te bewegen
en stel de gewenste Minilog-stroomsterkte in met de bedieningsknop (8).
Het beschermgas begint te stromen als de toortsschakelaar wordt ingedrukt. Wanneer u de
schakelaar loslaat, begint de stroom toe te nemen tot de ingestelde lasstroomsterkte (als er een
upslope-tijd is ingesteld).
Druk de toortsschakelaar kort in (< 1 s), dan kunt u eenvoudig op en neer schakelen tussen de twee
stroomsterkten: lasstroom en Minilogstroom.
Wanneer u de schakelaar 1 seconde indrukt en dan loslaat, begint de stroom af te nemen. Na een
vooraf bepaalde downslope-tijd wordt de boog verbroken.
pulslassen
Om de pulslasfunctie te gebruiken drukt u op de knop PULSE (puls) (11) zodat het signaallampje
ON (aan) oplicht. Voer de gewenste gemiddelde lasstroom (A) en pulstijd (s) in. Het apparaat stelt
automatisch de overige pulswaarden in. Bij dit model is handmatige afstelling van de piek- en
achtergrondstroom en tijdinstellingen niet mogelijk.
© Kemppi Oy / 1336
PULSE
A
S
ON
11.
PULSE
8.
HF
PANEL
MinarcTig
NL
11