◊ te snel rijden,
◊ onjuist gebruik van de rem,
◊ het type machine is niet geschikt voor het
specifieke werk,
◊ zich onvoldoende bewust zijn van de
specifieke omstandigheden van het terrein,
met name op hellingen,
◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten.
Vóór ingebruikname
• Draag tijdens het maaien altijd stevige schoenen,
een lange broek, een helm, een veiligheidsbril en
gehoorbescherming. Lang haar, losse kleding of
sieraden kunnen worden gegrepen door bewegende
onderdelen. Draag geen schoenen met open tenen
en loop niet op blote voeten.
• Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine
gaat gebruiken grondig en verwijder eventuele
voorwerpen die door de machine kunnen worden
uitgeworpen.
• Waarschuwing - Brandstof is zeer ontvlambaar.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:
– Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken
die speciaal daarvoor bedoeld zijn.
– Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens
het bijvullen niet roken.
– Vul brandstof bij voordat u de motor start. Nooit
de dop van de brandstoftank verwijderen of
brandstof bijvullen als de motor loopt of heet is.
– Probeer de motor niet te starten als er brandstof
is gemorst. Verwijder de machine dan uit de
buurt van de plek waar is gemorst, en voorkom
elke vorm van open vuur of vonken totdat de
brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
– Doe steeds de dop weer zorgvuldig op
brandstoftanks en -containers.
• Vervang defecte geluiddempers/knalpotten.
• Controleer voor het gebruik de messen,
bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd
op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang
versleten of beschadigde messen en bouten altijd als
complete set om een goede balans te behouden.
• Let op dat bij machines met meerdere maaimessen
andere messen kunnen gaan draaien doordat u één
mes draait.
• Inspecteer het terrein om vast te stellen welke
accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en
veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant
goedgekeurde accessoires en werktuigen.
• Controleer of de instrumenten die registreren dat de
bestuurder op de stoel zit, de veiligheidsschakelaars
en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar
behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als
deze naar behoren werkt.
Gebruiksaanwijzing
• Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen
kunnen verzamelen.
• Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
• Alle werktuigkoppelingen uitschakelen, versnelling in
de neutraalstand zetten en de parkeerrem in werking
stellen voordat u de motor start. De motor mag
uitsluitend worden gestart als de bestuurder op de
stoel zit. Gebruik de veiligheidsgordels als deze zijn
bijgeleverd.
• Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden
op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere
zorgvuldigheid. Om te voorkomen dat de machine
kantelt:
– niet plotseling stoppen of gaan rijden bij het op-
en afrijden van hellingen.
– laat de koppeling langzaam opkomen, laat de
machine altijd in de versnelling rijden, vooral
wanneer u een helling afrijdt;
– houd de snelheid laag bij het rijden op hellingen
en in scherpe bochten;
– let op bulten en kuilen en andere verborgen
gevaren;
– maai nooit dwars over een helling, tenzij de
maaimachine speciaal daarvoor is bedoeld.
• Let op kuilen in het terrein en andere verborgen
gevaren.
• Ga zorgvuldig te werk als u lasten sleept of zware
werktuigen gebruikt.
– Gebruik uitsluitend goedgekeurde
trekstangbevestigingspunten.
– Beperk de belasting tot wat u veilig kunt
beheersen.
– Maak geen scherpe bochten. Ga zorgvuldig te
werk als u achteruitrijdt.
– Gebruik contragewicht(en) of wielgewichten, als
dit in de Gebruikershandleiding wordt geadviseerd.
4