Figuur 27
1. Voorste zwenkwielarm
Maaihoogte van maaidekken gelijk stellen
1. Plaats de messen horizontaal op de buitenste assen
van beide zijmaaidekken. Meet de afstand van
de grond tot de voorste rand van het mes op elk
maaidek en vergelijk die afstanden met elkaar. Deze
afstanden mogen niet meer dan 3 mm van elkaar
verschillen. Stel nu nog niet af.
2. Plaats het mes horizontaal op de binnenste as
van het zijmaaidek en op de corresponderende
buitenste as van het frontmaaidek. Meet de
afstanden van de grond tot de voorste rand van
het mes op de binnenste rand van het zijmaaidek
tot de corresponderende buitenste rand van het
frontmaaidek en vergelijk deze. De afstand bij het
zijmaaidek is correct als deze ongeveer 10 mm
minder is dan de afstand bij het frontmaaidek.
Als het correcte tegengewicht is geplaatst op de
zijmaaidekken, zal de binnenste rand ongeveer
10 mm omhoogkomen.
Opmerking: Alle drie de zwenkwielen van de
zijmaaidekken moeten op de grond blijven staan als
het tegengewicht is geplaatst.
Opmerking: Indien de maaihoogten van alle
maaidekken op elkaar moeten worden afgesteld,
mogen uitsluitend de zijmaaidekken worden
afgesteld.
3. Als de binnenste rand van het zijmaaidek te hoog
is ten opzichte van de buitenste rand van het
frontmaaidek, moet u een opvulstuk (3 mm)
verwijderen uit het onderste deel van het voorste
binnenste zwenkwiel op het zijmaaidek (Figuur 27).
Controleer nogmaals de afstand tussen de buitenste
randen van beide zijmaaidekken en de binnenste
rand van het zijmaaidek tot de buitenste rand van
het frontmaaidek.
4. Als de binnenste rand nog steeds te hoog is,
moet u nog een opvulstuk (3 mm) verwijderen
uit het onderste deel van de voorste binnenste
zwenkwielarm van het zijmaaidek en een opvulstuk
van 3 mm uit de voorste buitenste zwenkwielarm
van het zijmaaidek.
5. Als de binnenste rand van het zijmaaidek te
laag is ten opzichte van de buitenste rand van
het frontmaaidek, moet u een opvulstuk van
3 mm plaatsen in het onderste deel van de
voorste binnenste zwenkwiel op het zijmaaidek.
Controleer de afstand tussen de buitenste randen
van beide zijmaaidekken en de binnenste rand
van het zijmaaidek tot de buitenste rand van het
frontmaaidek.
6. Als de binnenste rand nog steeds te laag is,
moet u nog een opvulstuk (3 mm) verwijderen
uit het onderste deel van de voorste binnenste
zwenkwielarm van het zijmaaideken een opvulstuk
van 3 mm uit de voorste buitenste zwenkwielarm
van het zijmaaidek.
7. Als de maaihoogte gelijk is aan de randen van
het frontmaaidek en de zijmaaidekken, moet u
controleren of de schuinstand van het zijmaaidek
nog steeds 6 mm is. Indien nodig instellen.
Starten en stoppen van de
motor
Belangrijk: Het brandstofsysteem ontlucht
zichzelf indien zich een van de volgende situaties
voordoet:
• Eerste keer starten van een nieuwe machine.
• De motor is gestopt omdat de brandstof op was.
• Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van
het brandstofsysteem.
1. Stel de parkeerrem in werking. Haal uw voet van
het tractiepedaal en let erop dat het pedaal in de
neutraalstand staat.
2. Zet de gashendel op midden stationair.
3. Draai het contactsleuteltje op LOPEN. Het
indicatielampje van de gloeibougie gaat branden.
4. Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft,
draait u het contactsleuteltje op START. Laat het
sleuteltje direct los als de motor start en laat dit
weer terugkeren naar Lopen. Laat de motor (zonder
28