10 Onderhoud
Afb.63
Afb.64
76
2. Als de waterdruk minder is dan 0,08 MPa (0,8 bar), vult u het
waterniveau bij in de verwarmingsinstallatie, zodat de waterdruk
tussen 0,15 en 0,2 MPa (1,5 en 2,0 bar) ligt.
3. Controleer visueel op eventuele waterlekkages.
10.3.4
1. Controleer de lekdichtheid van de aansluiting van de
rookgasafvoerleiding, de luchttoevoerleiding en de
condensafvoerleiding.
2. Controleer of het beschermrooster op de luchtinlaat van de
stookruimte niet is vervuild.
10.3.5
1. Verwijder de dop van de automatische ontluchter.
2. Als er water aanwezig is binnen in de automatische ontluchter, moet
de automatische ontluchter worden vervangen.
10.3.6
1. Schroef het bovenste deel van het achterpaneel los en verwijder het.
2. Open de ontluchter zodat alle lucht kan ontsnappen.
10.3.7
Gevaar
Onderbreek de stroomvoorziening van de ketel.
1. Schroef het bovenste paneel los en verwijder het.
MW-5000110-3
2. Verwijder het onderste voorpaneel.
MW-5000105-2
Controleer de lekdichtheid van de rookgasafvoerleiding,
de luchttoevoerleiding en de condensafvoerleiding
Automatische ontluchter van de ketel controleren
Ontluchter van condensor controleren
Verwarmingslichaam reinigen
7748919 - v01 - 28012020