7.1.3
Hydraulisch circuit
7.1.4
Aansluitingen van de lucht-en rookgasleidingen
7.1.5
Elektrische aansluitingen
7.2
Procedure voor inbedrijfstelling
7685807 - v.10 - 06062023
1. Controleer of de automatische bijvulinrichting, indien aanwezig,
geactiveerd is.
De automatische (bij)vulinrichting is geactiveerd wanneer parameter
AP014 is ingesteld op 1 (semi-automatisch vullen) of 2 (automatisch
vullen).
2. Controleer de waterdruk van de CV-installatie die op het display van
de ketel staat aangegeven. Indien nodig: vul de CV-installatie bij.
Belangrijk
Bij een waterdruk lager dan 0,8 bar, verschijnt waarschuwing
A02.06. De actuele waterdruk kan nog steeds worden uitgelezen
via signaal AM019.
3. Controleer de sifon, deze moet geheel gevuld zijn met schoon water.
4. Controleer de waterzijdige aansluitingen op dichtheid.
Zie ook
Bijvullen van de installatie, pagina 106
1. Controleer de aansluiting van de rookgasafvoer en luchttoevoer op
dichtheid.
1. Controleer de elektrische aansluitingen.
Waarschuwing
De eerste inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door een
erkend installateur.
Bij gebruik van een ander type gas, bijv. propaan, moet het
gasblok aangepast worden voordat de ketel aangezet wordt.
Belangrijk
Wanneer de ketel voor het eerst wordt gestookt, kan de ketel
gedurende korte tijd enige geur afgeven.
1. Open de hoofdgaskraan.
2. Open de gaskraan van de ketel.
3. Steek de stekker van de ketel in een geaard stopcontact.
4. Schakel de ketel in met de aan/uit-schakelaar van de ketel.
5. Stel de onderdelen (thermostaten, regeling) zodanig in dat er warmte
wordt gevraagd.
6. Het opstartprogramma begint en kan niet onderbroken worden.
7. De ketel begint een automatische ontluchtingscyclus van circa 3
minuten. Dit herhaalt zich iedere keer als de voedingsspanning
onderbroken is geweest.
Belangrijk
Na het ontluchtingsprogramma warmt de ketel met een
aangesloten boilersensor en ingeschakelde legionellabeveiliging
meteen het boilerwater op.
De actuele bedrijfssituatie van de ketel wordt op het display van het
bedieningspaneel weergegeven:
Indien er geen informatie op het display verschijnt:
Controleer de netspanning.
Controleer de zekering op de besturingsautomaat: (F1 = 2,5 AT)
Controleer de aansluiting van het netsnoer op de connector in de
besturingsautomaat.
7 Inbedrijfstelling
59