Foto's opnemen met een flitser
Opnamemodus:
Druk op
Gebruik de cursortoets om het gewenste type te kiezen en
druk dan op [MENU/SET]
[Auto]
∗
• Bekijkt automatisch of er moet worden geflitst of niet
1
[Auto/rode-og]
• Bekijkt automatisch of er moet worden geflitst of
niet (met rode-ogenreductie)
[Flitser altijd aan]
• Altijd flitsen
[Lngz. sync./rode-og]
• Bekijkt automatisch of er moet worden geflitst of
niet (met rode-ogenreductie en lange sluitertijd
voor meer helderheid)
[Gedwongen uit]
• Nooit flitsen
∗
1
Alleen in de
-modus
∗
2
Er wordt twee keer geflitst. Beweeg niet tot na de tweede flits. Het interval tussen de flitsen varieert,
afhankelijk van de helderheid van het onderwerp.
Als [Rode-ogencorr] in het menu [Opname] op [ON] staat, verschijnt
flitser, worden rode ogen automatisch waargenomen en worden fotogegevens gecorrigeerd. (Alleen
wanneer [AF mode] is ingesteld op
■
Het beschikbare flitsbereik wanneer de instelling [Gevoeligheid] [AUTO] is
Max. W (groothoek)
Max. T (tele)
●
Let op dat u het flitsvenster (→8) niet met uw vingers bedekt en kijk niet van
dichtbij (enkele centimeters) in de flitser.
Gebruik de flitser niet vlakbij kwetsbare onderwerpen (de hitte/fel licht van de
flitser kan het onderwerp beschadigen).
●
Randen van foto's kunnen iets donkerder worden als de flitser wordt gebruikt op korte
afstanden zonder dat de zoom wordt gebruikt (vlakbij de maximale instelling voor W -
groothoek). U kunt dit oplossen door enigszins in te zoomen.
zodat er [Flitser] verschijnt
Type, bewerkingen
∗
2
∗
2
(Gezichtsdetectie))
Ongeveer 0,6 m – 6,4 m
Ongeveer 1,0 m – 3,5 m
Normaal gebruik
Onderwerpen in een donkere
omgeving opnemen
Opnemen met achtergrondlicht of
onder felle lampen (bijvoorbeeld tl-licht)
Onderwerpen opnemen tegen een
nachtlandschap (statief aanbevolen)
Plaatsen waar u niet mag flitsen
- 52 -
Toepassingen
bij het pictogram van de