6
InBedRIJFsTeLLIng en eeRsTe KeeR opsTaRTen
Alvorens verder te gaan met de handelingen die in dit hoofdstuk beschreven worden,
wordt men verzocht om de paragraaf 2.1 Conformiteit met CE-normen → 8 te lezen. Voor
de controlefasen van het starten en uitschakelen van het toestel is het noodzakelijk de
paragraaf 7.1 IN- EN UITSCHAKELEN → 55 te lezen.
6�1
pRoCeduRe vooR de InBedRIJFsTeLLIng
De volledige procedure voor de 'Inbedrijfstelling' van het toestel, dient te worden uitge-
voerd door Remeha. Technische Ondersteuning.
de garantie zou kunnen vervallen wanneer de inbedrijfstelling niet door Remeha
Technische Ondersteuning uitgevoerd (en goedgekeurd) wordt �
Het toestel dat de fabriek verlaat is betrouwbaar en getest.
voorafgaande controles conformiteit installatie
De technicus van de Technische Ondersteuning moet
•
•
•
•
•
•
De Conformiteitverklaring van de installatie BEVESTIGT dat de installatie conform is met
de geldende normen. Deze verklaring is een verplicht document. Daarom moet het
bedrijf dat de installatie van het toestel verzorgd heeft, deze verklaring bij wet aan de
eigenaar overhandigen.
Als alle hierboven opgesomde voorwaarden bestaan, kan het Technische Ondersteuning
de "Inbedrijfstelling" van het toestel uitvoeren.
Indien men tijdens de voorafgaande controles vaststelt dat de installatie niet voldoet aan
de gestelde eisen, dan kan de technicus Technische Ondersteuning niet overgaan tot de
"Inbedrijfstelling".
In dat geval, moet de Technische Ondersteuning:
•
•
•
•
48
Controleren of de hele installatie uitgevoerd is volgens het ontwerp, volgens
de instructies geleverd door de fabrikant en in naleving van de geldende nor-
men. Het ontwerp moet opgemaakt worden door een bekwame onafhankelijke
deskundige.
Persoonlijk controleren of de (hydraulische/gas en elektrische) aansluitingen van
het toestel correct zijn uitgevoerd.
Controleren of de leidingen voor lucht/rookgassen correct aangesloten zijn.
Controleren of er een condensafvoer is geïnstalleerd.
Controleren of de afstanden voor de veiligheid gerespecteerd zijn zoals aangege-
ven in Figuur 3.2 Te respecteren afstanden → 21.
Controleren of de omstandigheden voor conformiteit van de installatie aanwezig
zijn (volgens de verklaring die aan de gebruiker is overhandigd door het bedrijf dat
de installatie van het toestel heeft uitgevoerd).
Iedere eventuele afwijking van de installatie melden aan de gebruiker/
installateur.
Iedere situatie die als gevaarlijk beschouwd wordt voor het toestel en voor perso-
nen melden aan de gebruiker/installateur.
Ieder eventueel ontbreken van documentatie met betrekking tot de installatie
melden.
Met betrekking tot de gemaakte meldingen aangeven welke de eventuele corrige-
rende ingrepen op de installatie zijn, die de installateur moet uitvoeren voordat de
de 'Inbedrijfstelling' uitgevoerd kan worden.