Voedingsbegrenzing verwarmingscircuit (∆T-beperking)
Wanneer u het maximale startvermogen van een individueel verwarmingscircuit wilt
beperken, gebruikt u een extra sensor T4 om de retourleidingtemperatuur van het
mengverwarmingscircuit te meten. Het instellen van de parameter S1.7 = Retourleiding
is vereist en met de parameter S2.13 kan het maximaal toelaatbare verschil tussen
de temperatuur van de standbuis en retourleiding worden ingesteld. De regelaar
beperkt nu de standtemperatuur door het instellingsverschil tussen de stand- en
retourtemperatuur niet te overschrijden.
VERWARMINGS- EN KOELCURVE
De helling van de curve toont de vereiste temperatuur voor de verwarmings- of
koelelementen bij een bepaalde buitentemperatuur. De waarde van de steilheid hangt
hoofdzakelijk af van het systeemtype (vloer, muur, radiator, heteluchtverwarming) en
de isolatie van het gebouw.
Als u voldoende gegevens heeft, kunt u de steilheid van de warmtecurve met een
berekening bepalen, en anders op ervaring, gebaseerd op de evaluatie van de grootte
van het verwarmingssysteem en de isolatie van het gebouw. De steilheid van de
verwarmingscurve is juist ingesteld als de kamertemperatuur stabiel blijft, zelfs bij hoge
schommelingen in de buitentemperatuur.
De steilheid van de warmtecurve bepalen
Terwijl de buitentemperatuur boven +5°C is, kunt u de kamertemperatuur aanpassen
door de dag- of nachttemperatuur te wijzigen of door de parallelle verschuiving
van de warmtecurve (parameter P2.2). Als de temperatuur van het object te laag
is vanwege lage buitentemperaturen, moet de steilheid van de verwarmingscurve
worden verhoogd. Als de temperatuur van het object te hoog is vanwege lage
buitentemperaturen, moet de steilheid van de verwarmingscurve worden verlaagd.
Het verhogen/verlagen van de maximum steilheid mag niet groter zijn dan 0,1 tot
0,2 eenheden per observatie. Er moet een interval van minimaal 24 uur tussen twee
observaties zitten.
Voorkeursinstellingen van de steilheid van de verwarmingscurve:
Systeem
Instelbereik steilheid
vloer
0,2 - 0,8
muur
0,5 - 1,0
radiator
0,7 - 1,4
Door het aanpassen van de verwarmingscurve wordt de regelaar aangepast
aan het beheerste gebouw. Voor optimale werking van de regelaar, is de juiste
instelling van de verwarmingscurve heel belangrijk.
Instructies voor service-instellingen
BESCHRIJVINGEN
BASISWERKING
NL
51