Afbeelding
Afbeelding 2
Afbeelding 3
03-
2
3
2
Activeren van de stabilisatie-inrichting
•
Daartoe moet de bedieningshefboom vanuit
de gesloten stand (2) omlaag, tot aan de aan-
slag, stand (3) gezet worden. Daarbij wordt het
verenpakket gespannen, dat de aandrukkracht
via de frictie-elementen op de koppelingskogel
uitoefent. De bedieningshefboom ligt daarna
nagenoeg evenwijdig aan de disselas. Rijden
zonder geactiveerde stabilisatie-inrichting
is mogelijk en bij bepaalde weers- en weg-
omstandigheden, bijv. bij ijs en sneeuw zelf
gewenst.
Controle van de stabilisatie-inrichting
•
Na het aankoppelen en activeren van de
stabilisatie-inrichting kan de toestand van de
frictievoeringen gecontroleerd worden. Het op
de bedieningshefboom bevestigde typeplaatje
(afbeelding 2-) toont een met +/- teken ge-
markeerd driehoeksveld, evenwijdig aan het in
de hefboom aanwezige, in de rijrichting wij-
zende slotgat. De stabilisatiekoppeling wordt
fabrieksmatig zodanig ingesteld dat de in het
slotgat zichtbare kop (afbeelding 2-2) van een
metaalpen onder het +-teken van de gemar-
keerde driehoekzijde ligt.
Uitschakelen van de stabilisatie-inrichting
•
Door de bedieningshefboom langzaam om-
hoog te trekken, stand (2), wordt de stabilisatie
uitgeschakeld.
Afkoppelen
• Zet de bedieningshefboom omhoog in de
geopende stand (stand ). Na het uitpluggen
van verlichtingsstekker en breekkabel kan de
caravan bijv. met behulp van een neuswiel van
het trekkend voertuig afgekoppeld worden.
Als de caravan langdurig buiten gebruik is,
wordt geadviseerd hem met gesloten stabilisa-
tiekoppeling te stallen.
Duw daartoe de bedieningshefboom omhoog,
trek gelijktijdig de kogelkom (beweeglijk ele-
ment met frictievoering – afbeelding 3) naar
voren en sluit langzaam de bedieningshef-
boom.