B
EWAKING VAN HET SYSTEEMVACUÜM
Iedere ejector beschikt over een geïntegreerde sensor voor het bewaken van het actuele
systeemvacuüm. De hoogte van het vacuüm geeft uitsluitsel over het proces en beïnvloed
de volgende signalen en parameters:
Drempelwaarde-LED H1
Drempelwaarde-LED H2
Signaaluitgang H2
R
EGELFUNCTIE
De ejector biedt met deze functie de mogelijkheid perslucht te besparen. Bij het bereiken
van de ingestelde schakeldrempel H1 wordt de vacuümopwekking onderbroken. Daalt het
vacuüm door lekkage onder de hysteresedrempel H1-h1, dan begint de vacuümopwekking
opnieuw.
De regelfunctie kan worden gedeactiveerd door de drempelwaarde voor H1 op „Max." in te
stellen.
A
FBLAASMODI
E
XTERN GEREGELD AFBLAZEN
De klep „Afblazen" wordt via de signaalingang „Afblazen" direct aangestuurd. De ejector
blaast af zolang het signaal actief is.
I
NTERN TIJDGEREGELD AFBLAZEN
De klep „Afblazen" wordt bij het verlaten van de bedrijfsstatus „Zuigen" automatisch ge-
durende de ingestelde tijd aangestuurd.
Het tijdgestuurd afblazen wordt door het instellen van een waarde groter dan nul
voor de afblaastijd geactiveerd.
S
IGNAALUITGANG
De ejector beschikt over één signaaluitgang.
U
ITGANGSFUNCTIE
De signaaluitgang is een maakcontact en kan niet worden omgesteld.
De signaaluitgang wordt bij het over- resp. onderschrijden van het systeemvacuüm van de
bijbehorende drempelwaarde in- resp. uitgeschakeld.
S
SCPS - 2
CH MAL Z
3-16