5.3 HET PLAATSEN VAN DE BODEMPLAAT
RISICO'S
PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN
F
De handelingen moeten met de losgekoppelde elektrische voeding
worden uitgevoerd.
!
De afmetingen van de plint in 1 4 zijn louter indicatief. De in-
stallateur is verantwoordelijk voor de beoordeling van de afmetingen
en de materialen van de fundering op basis van de kenmerken van de
bodem, de poort en de omgeving van installatie. Voer, indien nodig,
een structurele berekening uit.
Controleer dat er geen elektrische kabels en leidingen aanwezig zijn
in de nabijheid van de zone waar de plint uitgegraven moet worden.
Alvorens verder te gaan, moeten de buizen voor de kabels worden
aangelegd.
De buizen voor de kabels moeten circa 20 cm uit het gat in de plaat
steken.
De elektrische kabels moeten circa 1.5 m uit het gat in de plaat steken.
De oriëntatie van de bodemplaat ten opzichte van de poort wordt
aangegeven in 10 en 1 1 .
1. Monteer de bodemplaat volgens 1 3 . Draai de geleverde
moeren en contramoeren vast en laat elke schroef 50 mm uitste-
ken. Bescherm het naar buiten stekende deel met plakband om
te voorkomen dat het met cement bevuild wordt.
2. Graaf het gat in de grond. Vul met beton en laat de buizen voor
de elektrische kabels naar buiten steken. 1 4 .
3. Plaats de plaat in de fundering en laat het oppervlak onbe-
dekt. Laat de buizen voor de kabels uit het gat steken.
4. Controleer, voordat het cement uithardt, de vlakheid met behulp
van een waterpas ( 1 5).
5. Verwijder het cement vanaf het oppervlak van de plaat
6. Wacht tot het uitharden van het cement en verwijder vervolgens
het plakband vanaf de schroeven.
C851
19
15
13
14
15
532176 - Rev.B