Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Installatievereisten; Mechanische Vereisten; Elektrische Installatie - FAAC C851 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

4. INSTALLATIEVEREISTEN

4.1 MECHANISCHE VEREISTEN

De mechanische constructie-elementen moeten voldoen aan de normen
EN 12604 en EN 12605.
Controleer of de mechanische vereisten geschikt zijn en verricht
de eventuele handelingen die nodig zijn om deze te waarborgen,
alvorens de automatisering te installeren.
De noodzakelijke mechanische vereisten zijn:
!
Een stevige bodem die het gewicht van de poort, de aanwezige structu-
ren en de reductiemotor kan dragen. In de installatiezone mag geen
water kunnen ophopen. Horizontale en vlakke bestrating binnen de
bewegingszone van de vleugel.
Stabiele en stevige structuur (pilaren, geleiders, mechanische pallen,
vleugel) zonder gevaar voor losraken of inzakken wegens het gewicht
van de vleugel, de werking van de wind en de krachten die door de
reductiemotor worden ontwikkeld. Verricht, wanneer nodig, een
structurele berekening.
Geen tekens van roest op of barsten in de structuur.
Perfect verticale vleugel op elk punt van de baan, met een gelijkmatige
en regelmatige verplaatsing, zonder wrijving.
Geschikte vangsystemen voor de vleugel aanwezig.
Een onderste horizontale geleider aanwezig die in goede staat verkeert,
rechtlijnig en zonder vervormingen, stevig bevestigd aan de grond en
zonder obstakels over de hele lengte. De vleugel moet stil blijven
staan in elke positie waarin deze wordt geplaatst. Geleidingswielen
aan de grond aanwezig met een diameter die geschikt is voor het
gewicht en de vleugellengte en met een profiel dat bij de geleider
past. Het aantal wielen en hun positie moeten op elk moment een
passende en constante verdeling van het gewicht waarborgen.
Een bovenste geleider aanwezig die verticale schommelingen van de
vleugel onmogelijk maakt. De vleugel mag in geen enkel geval van
de geleiders lopen en vallen. De wielen, rollen en lagers moeten
in goede staat verkeren, gesmeerd zijn en mogen geen speling of
wrijving vertonen.
Externe mechanische stoppen aanwezig die de beweging van de vleugel
tijdens het openen en sluiten beperken. De stoppen moeten een
passende afmeting hebben en stevig zijn vastgezet om de eventuele
aanraking met de vleugel te kunnen weerstaan, ook in het geval van
een oneigenlijk gebruik (wanneer de vleugel met de hand wordt
aangeduwd en losgelaten).
50 mm na de stopposities van de vleugel zijn aangebracht en moeten
waarborgen dat de vleugel in de geleider blijft.
Drempels en uitstekende delen van de bestrating moeten passend
gevormd zijn of worden aangegeven om slip- of struikelgevaar uit
te sluiten.
Een veiligheidsmarge tussen de muur (of een ander vast element) en
het meest uitstekende deel van de open vleugel die personen beschermt
tegen intrek-/pletgevaar. Verifieer anders of de openingskracht bin-
nen de maximale limieten van de toepasselijke norm valt.
Veiligheidsmarges aanwezig tussen vaste en beweegbare onderdelen
die de handen voldoende bescherming bieden tegen intrekge-
vaar. Breng anders beveiligingen aan die voorkomen dat de vingers
in de ruimtes kunnen worden aangebracht.
Veiligheidsmarge over de hele lengte aanwezig tussen de grond en de
onderste rand van de vleugel die voeten voldoende bescherming biedt
tegen intrek- en pletgevaar.
voorkomen dat de voeten in de ruimtes kunnen worden aangebracht.
Geen scherpe randen en uitstekende onderdelen om gevaar voor (snij-)
wonden te voorkomen. Elimineer of bescherm anders de scherpe
randen of uitstekende delen.
Geen spleten in de vleugel of de omheining om afknelgevaar van
ledematen te voorkomen.
de spleten aan.
De maas moet een dergelijke afmeting hebben,
afhankelijk van de afstand tussen het bewegende en het vaste deel
dat de te beschermen lichaamsdelen niet in de spleten aangebracht
kunnen worden.
C851
De mechanische stoppen moeten op
Breng anders beveiligingen aan die
Breng anders een beschermrooster op
Raadpleeg de norm EN 349 voor de definitie van de minimumafstanden
om het pletten van lichaamsdelen te voorkomen.
norm EN ISO 13857 voor de definitie van de veiligheidsafstanden om
te voorkomen dat gevaarlijke zones bereikt kunnen worden.
Een voldoende groot en sterk oppervlak op de vleugel aanwezig voor
de bevestiging van de tandheugel.
Breng geschikte beschermende structuren aan die de reductiemotor
beschermen als de installatiezone door vervoersmiddelen kan worden
geraakt.

4.2 ELEKTRISCHE INSTALLATIE

F
Voorafgaand op elk type ingreep moet de elektrische voeding worden
losgekoppeld. In geval de scheidingsschakelaar niet zichtbaar is,
moet een bord worden aangebracht met het opschrift "OPGELET -
Onderhoud in uitvoering".
!
Het elektrische systeem moet voldoen aan de normen van kracht in
het land van installatie.
Gebruik componenten en materialen voorzien van een CE-markering
en die voldoen aan de Laagspanningsrichtlijn 2014/35/EU en de EMC-
richtlijn 2014/30/EU.
Het elektrische voedingsnet van het automatiseringssysteem moet
voorzien zijn van een meerpolige installatieautomaat van 6 A met
een opening tussen de contacten gelijk aan of groter dan 3 mm, die
de scheiding verricht volgens de geldende normen.
Het elektrische voedingsnet moet voorzien zijn van een differentiaal-
schakelaar met een drempel van 0,03 A.
De metalen massa van de structuur moet geaard zijn. Controleer of
de aarding van het systeem voldoet aan de normen die van kracht zijn
in het land van installatie.
De elektrische kabels van het automatiseringssysteem moeten
geplaatst worden in flexibele of stugge leidingen, extern of onder
de grond, met een afmeting en isolatieklasse volgens de van kracht
zijnde normen.
Gebruik aparte leidingen voor de kabels van het voedingsnet en de
laagspanningskabels.
Controleer aan de hand van de tekeningen en om gevaar op elektrocutie
te voorkomen dat er geen elektriciteitskabels aanwezig zijn in de nabij-
heid van zones waar gegraven of geboord moet worden.
Controleer dat er geen leidingen aanwezig zijn in de nabijheid van
zones waar gegraven of geboord moet worden.
Het is raadzaam om op een zichtbare plek een zwaailicht te installeren
voor het signaleren van de bewegingen van de poort.
De bedieningselementen moeten geplaatst worden in zones die niet
gevaarlijk zijn voor de gebruiker en die ook met de geopende vleugel
bereikbaar zijn. Het is raadzaam om de bedieningselementen bin-
nen het gezichtsveld van het automatiseringssysteem te plaatsen; dit
is verplicht in geval van een "dodemans"-bediening.
Een eventueel geïnstalleerde noodstopknop moet voldoen aan de
norm EN13850.
De bedieningselementen met aangehouden actie in de "dodemans"-
modus moeten voldoen aan de norm EN 60947-5-1.
Neem de volgende hoogtes vanaf de vloer in acht:
- bedieningselementen = minimaal 150 cm
- noodstopknoppen = maximaal 120 cm
12
Raadpleeg de
532176 - Rev.B

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Gerelateerde Producten voor FAAC C851

Inhoudsopgave